pixabay.com
Ode aan Mormel
En op een avond kwam ze aangelopen
Ik las de krant; mijn koffie was al koud
Zij vroeg bedeesd mijn aandacht, zacht gemauwd
Haar voetjes kwamen in mijn hart geslopen
De zomerzon nog warm en vol van kleur
Haar lapjesvacht helaas een flets gebeuren
Dat deerde niets, zij kwam om eten leuren
Ik gaf haar toen een geurig restje steur
Een vriendschap werd gesloten, snel en diep
Al wist ik dat nog lang niet, dat kwam later
Want achteraf natuurlijk klaar als water
Toen zij na jaren trouw weer verder liep
Haar poezenhemel, heeft ze mij gezworen
Staat open ook voor mij, mocht zij mij horen
Bowlesian sonnet: abba cddc effe gg
.