Welkom,
Gasten
|
|
Een poging om cultureel erfgoed te bewerken met een bijzondere aandacht voor regel 11 van het gedicht van E. J. Potgieter:
Holland (1832) Graauw is uw hemel en stormig uw strand, Naakt zijn uw duinen en effen uw velden, U schiep natuur met een stiefmoeders hand, – Toch heb ik innig u lief, o mijn Land! Al wat gij zijt, is der Vaderen werk; Uit een moeras wrocht de vlijt van die helden, Beide de zee en den dwing’land te sterk Vrijheid een’ tempel en Godsvrucht een kerk. Blijf, wat gij waart, toen ge blonkt als een bloem: Zorg, dat Europa den zetel der orde, Dat de verdrukte zijn wijkplaats u noem’, Land mijner Vad’ren, mijn lust en mijn roem! En wat de donkere toekomst bewaart, Wat uit haar zwangere wolken ook worde, Lauw’ren behooren aan ’t vleklooze zwaard, Land, eens het vrijst’ en gezegendst’ der aard’. Holland Grauw je gezicht op een stormig stuk strand Reis van woestijnen naar effene velden Hulpeloos hield je je vast aan mijn hand Samen verkenden we langzaam dit land Eindeloos wachten maar toch vond je werk Roemer en Klaver dat werden je helden Sportschool en fitness die maakten je sterk Zondags bezocht je zowaar weer een kerk Jij als persoon was een prachtige bloem Maandenlang leek ook je leven op orde Zeldzaam verdrietig dat ik dit nu noem Rechtsradicaal werd witheet van je roem Wat ook de donkere verte bewaart Wat er van jou in de toekomst ook worde Ooit zal ik strijden met degen en zwaard Wreek ik je lot: je was anders-geaard |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|