Ik roep de naam van Willem-Alexander.
Ik zucht en steun, ik zeg een kort gedicht:
‘O, houden van elkander, nooit een ander…’
Seconden later is de Daad verricht.
Daar zit de Prins-Gemaal. Een waterlander
Glijdt triest van zijn Madame Tussaud-gezicht.
(uit: Zo klinkt dus weggesmeten geld, uitgeverij Mouria)