Dodenrol
Haar lichaam rust in een oud tapijt,
hoogpolig met oosterse motieven,
geperst tot rol en gemaakt vol vlijt.
De minnaar vertoont valse onderbijt,
toch waren de twee lang gelieven.
Nu stinkt ‘n lichaam in ‘n oud tapijt,
Teleurstelling slaat door in gif of slijt;
hier voedt de woede vele grieven,
plooit strakke rol, vol venijn en vlijt.
Bedriegen, eerder stond hij in ’t krijt,
nu hoort hij bij moordenaars, dieven
en rot haar lichaam in ‘n oud tapijt,
Zijn daad spruit uit ‘n terecht verwijt,
dat bewijzen al haar liefdesbrieven.
Gevolg: strakke rol, gemaakt vol vlijt.
Zo is jaloezie, die ‘t paar uiteen rijt,
in woeste houw en schedel klieven.
Haar lichaam wikkelt in oud tapijt,
tot rol geperst en gemaakt vol vlijt.