Het staat gedrukt in klei en Bijbelboeken Gij zult uw spijkers bij laag water zoeken Maar timmerlieden klaagden steen en been Want Noachs ark viel telkens weer uiteen
Nu wordt de duimschroef stevig aangedraaid Er is geen mens die nog naar spijkers graait Niet tussen eb en vloed of in een kwel Als Jezus van ‘t kruis valt, dán nog wel
Ik zing voor u nu dit verdichte lied De uitleg van de verzen boeit mij niet Ik vind het boud, dat mag u best wel weten Dat ongerijmd gebeuzel van estheten
Ik ben een zeegarnaal in niemandsland En wat me pakt is puur een kinderhand