Ik citeer uit Jaap Bakker, een werk uit 1986 al;
‘….Rijkrijm heeft niet zo’n beste reputatie, in onze oren klinkt het eerder krachteloos dan ‘rijk’. Rijm behaagt het oor door herhaling van klanken, maar het moet een gevarieerde herhaling zijn; wanneer de rijmende lettergrepen een identieke beginmedeklinker hebben, ontbreekt die variatie. Nog een onbevredigende factor is dat rijk-rijmende woorden vaak een overeenkomstige betekenis hebben, waardoor de indruk ontstaat dat de dichter het zich te gemakkelijk heeft willen maken…’.
Ik vat het samen; rijkrijm is armoe.
We kennen de vaste vorm verzen, de vrije vorm verzen en de vrije verzen.
Van vaste vormen is de vorm beschreven, de vrije vorm ( Quirien noemt ze gebonden verzen ) is ( ook ) onderhevig aan rijm en metrum. De vrije verzen doen er nu even niet toe.
Rijkrijm is dus armoe, en ik betitel enjambement als onlogisch.
Beide zaken zijn niet verboden, maar vanwege hun kwalificatie wordt gebruik ervan sterk afgeraden. Zo sterk dat het als een verbod wordt gezien.
Van Ludy noteerde ik; “Een vrije vorm is een niet-perfecte vaste vorm”
Maar waarom hebben wij die ‘niet-perfecte vorm’ nodig? Omdat het gemakkelijk is, je komt er niet uit met het rijm, en dat los je op door het een vrije vorm te noemen?
En van Daan de Ligt las ik; “Dat het gedicht aan bepaalde voorwaarden zou moeten voldoen, dat bestrijd ik. Het is geen sonnet, geen sonnettette, geen rondeel enz. het is een rijmend gedicht in de vrije vorm, dan gelden er m.i. geen regels”.
De misvatting is m.i. dat als er geen regels gelden voor vrije vorm gedichten, rijkrijm dan ook niet ‘verboden’ is. Maar vrije vorm betreft enkel de vorm, en rijkrijm is in vrije vorm niet minder armoedig. En enjambement is altijd onlogisch.
Kortom; de versleer is ook op vrije vormverzen van toepassing. Niet omdat dat moet, maar vanuit de wens een goed gedicht te schrijven. En wat is een goed gedicht, ben ik de vraag voor? Wel, daar discussiëren we al jaren over.