Vrouwen vallen niet voor dichters
Want die zijn hen te verbaal
En die blijken vaak ontwrichters
Van de klare liefdestaal
Mannelijke dichters jokken
Met poëtisch gejongleer
Om de meiden te verlokken
Tot banaal geslachtsverkeer
Geef mij dan maar dichteressen
Want die zijn bijna sacraal
Zoals tempelpriesteressen
En misbruiken nooit de taal
Om hun driften te vermommen
Of hun geilheid kond te doen
Middels vals verheven trommen;
Neen, zij houden hun fatsoen
Zulke dichteressen min ik
Meer dan welke dichter ook –
Lezer, stop nou dat gegrinnik,
Of ik raak nog van de kook! -
Jammer, maar met zulke liefde
Stond ik meermaals in de kou,
Wat mij uitermate griefde,
Maar ik ben dan ook een vrouw.