hij staat te loeren aan de kant
en blijft langdurig wachten want
hij is voorzichtig, ja dat went
er is geen hond hier die hem kent
dat katje in zijn blote kont
dat ruikt al helemaal geen lont
die denkt nog dat hij dolt en lolt
als zijn oog al uit de oogkas bolt
zijn wangetjes éen rode blos
alweer een katertje de klos
oorspronkelijk vers:
je staat te loeren aan de kant
en blijft langdurig wachten want
je bent voorzichtig, ja dat went
van ver lijk je een nette vent
maar ieder die je beter kent
geeft om je innerlijk geen cent
je doodde er een stuk of tien
dat kon ik aan de sporen zien
een kattenvriend dat ben je niet
je mept ze dood als je ze ziet