Clotho heeft haar draad gesponnen van je moeder's navelstreng
In de grote boze wereld, ook al ben je klaar, best eng
Jij doet dan je ogen open, ziet het eerste levenslicht
Achter je nog vaag de haven, die verdwijnt uit het gezicht
Lachésis had reeds gemeten, wist hoe lang jouw draad zou zijn
Welke bochten, welke kronkels, welke blijdschap welke pijn
Langs het pad gelegen waren, door het lot voor jou bereid
Nu eens blijdschap, dan verdriet, geloof, hoop, liefde op zijn tijd
Atropos was het tenslotte, die jouw draad dan heel kordaat
En voor altijd door zou knippen, waarna jij niet meer bestaat
Wie door nagelaten oeuvre, als hij zelf is heengegaan
Anderen nog blijft beroeren, heeft het beregoed geDaan