Het afgelopen jaar heb ik drie keer opgetreden: één keer 2 x 5 minuten, één keer een kwartier aan één stuk, en één keer 50 minuten samen met een collega-dichter (om en om). Dat kwartier aan één stuk vond ik aan de lange kant. Je moet dan echt over de opbouw van je set nadenken: binnenkomer, opbouw naar hoogtepunt halverwege, rustmoment, paar gedichten die je niet eerder hebt voorgedragen, opbouw naar klapper aan het einde. Die 50 minuten om en om bevielen me een stuk beter, terwijl ik toen méér repertoire nodig had.
Als publiek lijkt 20 minuten aan één stuk me ook niet fijn. Als je merkt dat een bepaalde dichter niet je ding is zit je een hele tijd ongemakkelijk naar de grond te staren.