De lompenjeansbedenker is een kei
Die miljonair kon worden met een gat
De koper van zo'n broek is gek of zat
En wie hem draagt waarschijnlijk allebei
Wat ooit werd afgedankt is nu de mode
't kan verkeren, wist reeds Brederode
Hij put graag uit het ritme van het daagse
en houdt van tucht, van orde en structuur
hij gaat naar school en werkt ook in het Haagse
daar arbeid adelt -het betaalt de huur-
blijft hij een regelrechte ambtenaar
tót aan het weekend en het avonduur
dan krijgt hij grip door lijm, papier en schaar
en zet de beelden die hem zo typeren,
als vrijetijdsartiest dus, in elkaar
maar méester vind ik hem in het arceren
zo koel sereen, ik grijns van oor tot oor
wanneer zijn lijntjes op het oog vibreren
een Rembrandt, Piet of Vincent: toppers, hoor
maar Ján, die heeft bij mij een streepje voor