WikimediaCommons
Als huisman van drie stinkend rijke zussen
Met wie ik bed en tafel kwistig deel
Doe ik conform een wurgdeal alle klussen
Waardoor ik, zacht gezegd, me nooit verveel
Met poetswerk maak ik lange overuren
Het was- en linnengoed kost bergen tijd
De stroomvoorziening toont voortdurend kuren
En in de keuken ben ik uren kwijt
De parktuin vraagt een aandacht ... om te huilen
En winkelen is haast een halve baan
En mannen die graag met me zouden ruilen
Zien slechts de vrouwen, niet mijn slaafs bestaan
Als ik toch van dit duivelspact eens af was,
Bedacht ik gister bij de laatste afwas