Het sneeuwde, er viel hagel, koude regen En tussendoor scheen af en toe de zon De weergod kende nauwelijks pardon Voor renners fietsend over Waalse wegen
Ze klommen, daalden, hadden vaak wind tegen Dus steeds vermoeider werd het peloton Al koersend richting Luik, het eindstation Waar 'onze' Woutje sprintte naar de zege
We stonden met een groep op de Redoute En zagen in de hagel hem passeren Hij reed alert, we zeiden: "Wout is goed"
Maar dat hij echt in Luik zou triomferen Had niemand van ons negental vermoed En bracht ons stuk voor stuk in hoger sferen