het licht waarmee we onze dagen meten
komt onverschillig ’s ochtends aangespoeld
waar wulpse akkers liggen blootgewoeld
hun voren door de ploeg vaneengereten
wat kan de zon het schelen wat men voelt
of jij het lekker warm hebt of moet zweten
ze schijnt op dichters en analfabeten
geen straal waarmee iets naders wordt bedoeld
de gordel waar zij op woestijnen brandt
wordt door de aarde naar haar opgeheven
ook daaruit blijkt niets van gezond verstand
men spreekt zowaar over de bron van leven
al blakert zij de huid tot zwartkrokant
aanbiddend wordt wel vaker overdreven