op vrijdagmiddag, uur of zes, zijn tong stroef van sulfiet.
De kruk – nog vrij? – naast deze prooi bood hem zijn jachtgebied.
Tot kwart voor zeven duurde het: “Mijn vrouw begrijpt me niet”.
en luisterde naar het tekort van zijn absente vrouw.
Zijn hand inmiddels achteloos bewegend op haar mouw
vlak naast haar warme borst, één vinger streelde die heel flauw.
hem in haar armen troosten zou, tot minnespel bereid.
Toen hoorde hij haar zeggen: “Hoe een man zijn vrouw verwijt
dat zij niets van hem snapt, dat ken ik zeker tot mijn spijt.
wanneer hij vreemdgaat heeft mijn vader ook die smoes. Altijd.”