Kinderen vallen licht, zij weten niets van breuken
van prikkeldraad, een haveloze mensenzee.
Van vuisten die verwoed op onze deuren beuken
uit niet te stuiten angst voor weer een oorlogswee.
Kinderen vluchten niet, ze worden meegenomen
in mallemolens van het leven of de dood.
Zijn zij, -die uit het oorlogszaad zijn voortgekomen-
dan onze vrees, de dreiging van papaverrood?