De grootste van mijn kleine ergernissen:
Dat schaamteloze bellen in de trein
En ongewild getuige moeten zijn
Van hoe men een verhaal zit op te dissen.

Op luide toon doet men bekentenissen
Of maakt mij deelgenoot van zielenpijn.
Men vraagt wat aan die ander aan de lijn
Maar wat die antwoordt daar moet ik naar gissen.

Ik laat mij in de trein door bellers kwellen
Maar op een dag verlies ik mijn verstand
En storm ik af op hem die zit te bellen.

Ik ruk dan zijn mobieltje uit zijn hand
En wat ik verder doe komt in de krant;
De beller kan het zelf niet navertellen.
 

 

Uit de nieuwe bundel Het leven gaat van A tot Z.  

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Dèr Mouw incorporated

IK ZOU wel willen schrijven als Dèr Mouw
maar ‘k ben ietsist en duld geen keukenvrouw
Lief doet aan Happinez en borstvergroten
geen spoortje eelt belaagt haar poez’le poten

 

Ik zorg voor centen, schone was - en maaltijd:

z0 zij iets yin-en-yangerigs bereidt
dan spoed ik mij naar snackbars in de stad
om bier, kroket en dubbele patat

’k Ontdoe het huis van kakkerlak en muis
de tuin van rotjeugd, buurtpoes, slak en luis 
En als mijn beauty tracht me te bekoren

stil ik mijn rijm- en maatzucht naar behoren
Ons bindt, Dèr Mouw, dit onbevatt’lijk Zijn 

’t genot is eender, eender ook de pijn