
Ik ben een soort van warme bakker
Maar niet van wit- of tarwebrood,
Van krakeling of bokkenpoot.
Geen graan gebruik ik van de akker.
Wel blijf ik om te bakken wakker
En ook mijn hoofd wordt wit of rood.
Mijn inspanning is net zo groot,
Mijn schema, denk ik, nog wat strakker.
Ik bak geen koek of appelbol
Gevuld met hele goudrenetten.
Geen buik raakt van mijn baksels vol.
Ik hoef geen oven aan te zetten.
Ik stop geen krenten in een stol
Maar wel emoties in sonnetten.