De opmaat van het verse jaar bespant
de grond met flinterdun wit vilt. De lucht
kneedt winterharde wolken, dicht beplant.
Een toverhazelaar pakt uit. Berucht

bericht van kale klauwen waar als vaan
een gele sjerp in hangt. Zo schel als goud
van ver. Van dichtbij zie je sterren staan,
van bloemblad, licht gekruld. Het hout blijft koud.

Kijk daar: drie spreeuwen hebben opgelet,
hun wijze kelen lachen om het fel
geluk dat plaatselijk is ingezet.

Een rijk begin op arm hout. Goed en wel
kwartier gemaakt, bewonderd, dan ontzet:
door wind van stam gejaagd – op hoog bevel.

 

 

 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De wolf en de zeven geitjes

Baphomet
Wiikimedia Commmons  (bew. RK)
 
De wolf, een vrome abt in pelgrimskleed
Werd biddend voor het raam van moeder geit
Door al haar zeven dochters woest verleid
Zijn trieste lot was dieronterend wreed
 
De oude geit, een heidens, vals secreet
Verbleekte bij het zien van zijn habijt
Waarna de helleveeg in blinde nijd
De dienaar Gods in beide ballen beet
 
Met slettenpraatjes bleef het mekkerkorps
Hem eeuwenlang genadeloos betichten
Van kwaad waarvoor de goegemeente huivert
 
Pas deze tijd heeft hem van blaam gezuiverd
Al wil niet ieder voor de feiten zwichten,
Voor wolvenvrienden is dat typisch dorps