Ze zijn zo anders. Hij dweept met zijn drumstel
en ramt verwoed hun woning tot een hel.
Zij houdt van stilte, landschapsschoon, zon, kust.
Heeft zij het naar haar zin: in hem raast onrust.
Bij hem moet alles haastig, terasnel,
nooit krijgt ze een fatsoenlijk voor- of naspel.
Zij hecht aan kaarslicht, knus en feeëriek,
hij vindt dat dom gefleem en noemt haar dweepziek.
Al passen ze volstrekt niet bij elkaar,
toch vormen ze al dertig jaar een echtpaar.
Door schrikkelrijm verwerd hun echt tot treurlied:
één baalt terwijl de ander juist geniet!