Er stond een kabouter op de stoep
Met zijn voetje vast in de hondepoep
Het ventje keek mij smekend aan
Maar ik liep door. Wat ging mij dat aan?
Ja sorry, maar ik ga me met dit weer niet uitsloven.
Ik vraag je, laat me de manieren zien
waarop het leven zich ten volste toont,
zodat ik weten mag dat alles loont,
dat ik mijn plek in het geheel verdien.
Ik vraag je, laat mij zien waar liefde troont,
want rond mij worden mensen niet gezien,
en harteloos behandeld bovendien.
Is liefde hier, waar zoveel wreedheid woont?
De sluier van mijn sombere gedachten
ontnemen mij het zicht op zuiver licht
wiens stralen altijd schijnen en slechts wachten
op het moment waarop mijn weerstand zwicht.
Ik voel nu hoe zij mijn gemoed verzachten
en dat door hen een wonder wordt verricht.