Kees was in onze stamkroeg niet geliefd
Hij snapte niks maar legde alles uit
Waardoor hij steeds de atmosfeer verpestte
Zo'n iets te hooggegrepen ijdeltuit
De bron van al zijn kennis was Het Beste
Hij zoog die halfbegrepen weetjes op
We deden soms wel eens een kleine geste
En riepen: 'Kees, verdomme hou je kop!'
Hooghartig zweeg hij dan en keek gegriefd
Ik zie hem nooit meer, maar denk vaak aan Kees
Vooral wanneer ik Harry Mulisch lees
(De Light scheurkalender 2004)