Verlos haar,
verlos uw ziel.
Zij is mijn ziel verwant
en gij zijt mijn ziels geliefde.
Geen woning kon mijn hart beschutten,
zoals gij hebt gedaan.
Ware ik dat huis,
gij zoudt mij bedekken met dauw.
Gij zijt de kalme bries,
gij verkwikt mijn ziel.
En onze Baath bloeit,
als een groenende tak.
Het medicijn geneest de kwaal niet,
maar de witte roos.
De vijand spande haar valstrikken
en drong aan,
al trof hén de blaam.
Hun plannen zijn vol hovaardij
en leegte.
Zij zullen slechts nederlaag kennen.
Wij vergruizelen hen,
zoals de roest het staal verslindt.
Zoals een zondaar
verteert wordt door zijn zonden.
Wij voelden geen zwakte,
onze deugden sterkten ons.
Onze eer bleef staande,
de metgezel van onze geest.
De vijand dwong vreemdelingen in onze zeeën,
maar hij die hen dient wordt gebracht tot wenen.
Wij ontbloten onze borst voor de wolven
en zullen niet sidderen voor het ongedierte:
de zwaarste beproeving treden wij tegemoet.
Wij slaan hen met Gods hulp terug,
hoe zullen zij de druk weerstaan?
Nooit hebben wij het volk verzaakt,
het in tegenspoed geleid.
Ik offer mijn ziel voor u en ons land:
bloed is goedkoop in benarde tijden.
Wij zullen nimmer knielen,
noch buigen bij de aanval.
Maar zelfs onze vijanden
betonen wij eer.
(vertaling Jaap van den Born)
Vorige week imam Khomeini op onze buitenlanddag; deze week blijven we in het Midden Oosten met een mooie psalm van Saddam Hussein, geschreven in de dodencel.
Dat hij van bloemrijke taal hield, was wel bekend (‘De Moeder van alle Oorlogen’) al is dat normaal oosters taalgebruik; dat hij een aantal romans geschreven heeft al minder, maar dat hij ook poëzie schreef (zoals meer Oosterse potentaten) weten maar weinigen.
Het is vreemd dat de Amerikanen zo’n hekel hadden aan deze man en hem zo slecht begrepen, terwijl hij in werkelijk alles het evenbeeld was van de bijbelse koning David, toch zo populair in die christelijke natie als de voorvader van Jezus en dikwijls ten voorbeeld gesteld als een vriend van hun god en voorteffelijk mens.
Goed, met zijn kleine menselijke zwakheden, maar dat waren toch dezelfde zwakheden die ze Saddam niet vergaven.
Beiden begonnen jong als terrorist, waarbij David zijn eigen volk afperste.
Beiden vluchtten naar het buitenland en oefenden van daaruit terreur uit op hun eigen volk voor ze de macht grepen en die met bruut geweld vasthielden.
Beiden hadden te maken met een diverse samenstelling van bevolkingsgroepen die enkel met botte dwang bij elkaar gehouden kon worden.
Saddam steunde hierbij op familie, uit angst voor het volk, David op een lijfwacht van buitenlandse huurlingen.
Beiden hadden zoons die niet deugden en een tragisch einde vonden.
Beiden hielden veroveringstochten gepaard gaande met genadeloze genocide, maar waar David slaagde, faalde Saddam.
En beiden schreven ze poëzie die gekenmerkt werd door haat tegen de vijand.
Maar waar Hussein trots, waardigheid en strijdlust toont in het aangezicht van de dood, worden de vrome psalmen van David gekenmerkt door zelfmedelijden en laf eigenbelang.
Had je het volgende gedicht niet eerder van Saddam verwacht nadat hij uit Koeweit verdreven was, dat hem eerst min of meer was toegezegd?
‘Talrijker dan de haren op mijn hoofd
zijn zij die mij haten zonder reden,
met velen zijn mijn belagers,
mijn vijanden die mij bedriegen:
teruggeven moet ik
wat ik niet heb geroofd’
(psalm 69)
En waar Saddam zegt: ‘Zelfs onze vijanden betonen wij eer’, moet je eens zien wat David van zijn god vraagt:
‘Laat het licht uit hun ogen verdwijnen,
beroof hun lendenen van alle kracht.
Stort over hen uw toorn uit,
laat hen aan uw woede niet ontkomen.
Maak hun woonplaats tot een woestenij,
verdrijf uit hun tenten de laatste bewoner’
(psalm 69)
Hij doet hier trouwens een beroep op een toezegging van zijn menslievende god, die eerder in psalm 68 beloofd had: “Ik haal jullie vijanden uit Basan, ik haal ze uit de diepte van de zee: jullie voeten zullen waden in hun bloed, met hun tong zullen jullie honden ervan likken”.
Maar verder een hoop zelfbeklag:
‘Antwoord mij, HEER, u bent genadig en goed,
keer u tot mij, zie mij in erbarmen aan.
Verberg uw gelaat niet voor uw dienaar,
antwoord mij snel, want de angst benauwd mij.
Wees mij nabij en bevrijd mij,
verlos mij van mijn vijanden’.
En dat wordt allemaal door brave burgers berijmd gezongen in kerkjes op de Veluwe, duizenden jaren later:
“Dan moogt g’in zegepraal uw voet,
ja, uwer honden tong in ’t bloed
van elken vijand steken.”
Dan valt de houding van Saddam toch meer te prijzen, die in zijn cel, wachtend op onsterfelijkheid op youtube, zijn volk prees en verantwoording aflegde: David stierf bejaard in zijn bed en zijn laatste daden waren persoonlijke afrekeningen, hij liet postuum nog wat tegenstanders over de kling jagen.
Saddam Hussein verdient al met al toch meer berijmd te worden dan dat geklaag van David.
Dus zet hem op, hier ligt een mooie uitdaging.
Doe maar op een bekende melodie, dat deed David ook.