De Rationalisten                              
Benedict de Spinoza  1632 – 1677

Maar één substantie – God of de natuur –
Kent zeer veel attributen, waar de mens
Slechts uitbreiding en denken kan bestrijken

Natuur of God is Oorzaak zonder grens
Begrip zal altijd naar de einder wijken
En uit het oogpunt van de Eeuwigheid

Bestaan geen kwaad of zondige praktijken
Wij weten niets van Gods totaliteit
En missen inzicht: God blijft steeds obscuur‘

Obscuur?’ sprak God, ‘Ik snap niks van Spinoza:
Wat schrijft die man verduiveld moeilijk proza!’


Schreef de Ethica ordine geometrica demonstrata (ethiek gedemonstreerd in geometrische orde) wat algemeen als een moeilijk boek beschouwd wordt.
Er is slechts één substantie met een oneindig aantal attributen dat we God of de natuur kunnen noemen. De eindige mens kent er maar twee: uitbreiding en denken. Lichaam en geest zijn niet meer dan twee manieren om de werkelijkheid te bekijken. In deze werkelijkheid (oneindig, zijn eigen oorzaak en volmaakt) is geen ruimte voor onafhankelijke causale handelingen van de mens die hier slechts onderdeel van uitmaakt: de mens is zich bewust van zijn handelingen maar niet bewust van de oorzaken. Het enige individuele is het universum als geheel. Het zich hiervan bewust worden is een bevrijding van onwetendheid over de eigen ware aard. Sub specie aeternitis (in het licht van de eeuwigheid) bestaat geen kwaad. Wat kwaad lijkt, lijkt dat daar we inzicht missen om het geheel te zien: dat alles een noodzakelijk deel uitmaakt van de goddelijke werkelijkheid.

Uit: Dat peinst en piekert maar

 





Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

De ziel

Misschien was ’t iets als lurven. Echt, verzonnen?
Je zieltje hoorde blank te zijn en rein.
Soms kreeg ik op mijn ziel en deed die pijn.
Maar wat het ding was, zag ik bij de nonnen.

De kleine catechismus was hun bron en
de illustraties legden ’t uit, haarfijn:
de ziel bleek een soort pannenkoek te zijn.
De staat der ziel werd verder uitgesponnen.

Men zag drie zielen ofwel pannenkoeken.
De eerste blank, de tweede was geschroeid
met dagelijkse zonden: jokken, vloeken.

Maar nummer drie zou bij een tafelronde
met weerzin zijn geweigerd en verfoeid:
een groot zwart gat in ’t midden. Echt doodzonde.