Frituur is voor de ledigen een zegen.
Kijk rond: wat schept frituur toch in dit land?
Een zak patat, zo'n vlezig Lady Kant,
En sneue kindertjes die te veel wegen.
Geef mij de oude gevels, gildestegen,
De klinkers, de kasseien en het zand.
De honger, nog met armoede omrand,
De zondag, zonder koopgoot maar met regen.
Alles is veel voor wie daar steeds naar smacht.
De 'condition humaine' baart mij zorgen,
Een toestand die helaas niet overgaat.
Dit heb ik - bij een friteszak - overdacht,
Verzadigd, op een uitverkochte morgen,
Domweg wat nukkig, in zo'n winkelstraat.
Naar J.C. Bloem