waar was je, Dood, toen ik je nodig had
als joch van tien tot God daarboven bad
je alstublieft nog deze nacht te sturen
een eind te maken aan mijn droeve uren

de hemel, daar zou niets dan vreugde zijn
dat wist ik vast, al was ik nog zo klein
mijn oudste broer had dat zo vaak gezegd
de dag nog voor zijn sterven uitgelegd

en, Dood, waar was je al die zwarte dagen
waarop de pijn te groot was voor mijn brein
waarop ik echt mijn wanhoop niet kon dragen

en waarom maak je, nu het leven lacht
de zon er dag en nacht wel lijkt te zijn
zo zonder mededogen op mij jacht?

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Moeder en kind (Sestina)



Al liggend in zijn bed vraagt moeders kind
Naar vogels, bloemen, bijen. Ouder
Zijnd en beter wetend hoe de wereld
In elkaar steekt vangt zij aan te liegen
Over mannen, vrouwen, kinderen, liefde.
En bovenhoofds vliegt slaap en dood.

De moeder praat van samen, en de dood
Waakt met de wind en sluier over ’t kind
Dat, wijd opkijkend, nadenkt over liefde
En hoopt dat het ooit ouder
Worden zal—niet meer te hoeven liegen
Over monsters, koektrommels. Zijn wereld.

De nacht valt vlak over de stadse wereld
Buiten de zolder. Zon stierf weer een dood
En laat zijn zuster binnen voor hem liegen—
Een straal verlicht het ledikant en kind
De vrouw ernaast spreekt als bezorgde ouder
Over de zin, het wezen van de liefde.

Maar knijpt een hand, weet ‘dit is liefde’,
Dat zonder god mijn kleine wereld
Doordraait; óók zelfs zonder ouder.
Ze praat, verzint en bant de dood
Weg uit haar leven en haar kind,
Want anders wordt ze gek—het liegen

Tussen moeder en zoon is geen liegen.
De natte kruimels, beddegoed en liefde:
Daarmee wordt de sterkste man weer kind.
De vrouw is veertig. In de wijde wereld
Is voldoende smeerboel tegen dood
En zonder spiegels word je amper ouder.

Het kind zakt weg. Nog vijf minuten ouder
Kijkt zij dan naar haar kind. Geen liegen
Sterker dan de nacht, de duisternis, de dood.
Misschien, denkt zij, ben ik waarin de liefde
Uitblinken kan—is dat het licht der wereld
Het moet—niets mooier dan mijn kind.

Geen mens wordt ouder van de liefde.
Het liegen maakte lelijk als de wereld.
Schoon is de dood, onschuldig was het kind