je bent weer kind en telt de golven in een mui
de vlokken sneeuw die vallen in je achtertuin
en vogels, opgejaagd door wind en regenbui
je telt de hele stenen in een stapel puin
en later tel je weer de klappen die je kreeg
zovele misverstanden door een woordje fout
en al die keren dat je onbeholpen zweeg
terwijl je zeker wist, juist nu is spreken goud
je telt de dreunen die je zelf hebt uitgedeeld
partijtjes ook die jij niet eerlijk hebt gespeeld
dan voel je spijt die is gemengd met vals plezier
maar liever niet vermorste uren in de kroeg
en wie je hebt vertrapt die enkel aandacht vroeg
je bent dan op jezelf opeens niet meer zo fier