de stoere jongens uit mijn jeugd zijn dood
gestorven aan de drank of door tabak
en ik - ik ben een saaie ouwe zak
bij tijd en wijle stevig uit het lood
soms door een kleinigheid als zure room
een knokpartij op straat, ik noem maar wat
of weer een bom, je wordt het toch zo zat
hoewel dat niet is waar ik soms van droom
en niet waarvan ik uren waken moet
het zijn herinneringen breed en zoet
aan fijne mensen en hun mooie dingen
maar altijd komt dan weemoed bovendrijven
gevoel van spijt dat altijd zal beklijven
en niets of niemand kan dat ooit bedwingen