
Wikimediacommons
De domheid bot haar uit het oog,
Nochtans moet ik haar minnaar wezen
En van haar slaap mijn noodlot lezen;
De vinger schrijft haar wenkbrauwboog,
Schrijft naast haar oor den epiloog:
‘Vandaag nog, maar geen dag na dezen
- De domheid bot haar uit het oog -
Moet ik nochtans haar minnaar wezen.’
De vloed kwam op; de golf bewoog
En is in de eerste van de kreken
Zonder bezinnen uitgeweken.
Ik werd een golf, de vloed steeg hoog,
De domheid bot haar uit het oog.
Uit: Panopticum (1946), waarin ook Hoekstra's bekende gedicht "De ceder" is opgenomen
Op 4 september 1906 werd Han G. Hoekstra geboren