Een chimpansee in Burgers’ Zoo kijkt mensjes tot vervelens toe hij krabt zijn kop, hij krabt zijn kont en steekt de vingers in zijn mond van kinds af aan is hij gekooid en ‘t leven vliedt terwijl hij vlooit
Als alle dieren morgen konden praten En elke deling werd een priemgetal Als doughnuts vierkant waren zonder gaten En oorlog was nog maar een grensgeval
Als bomen konden lopen in de straten En ieder kind kon spelen met een bal Als er geen kosten waren maar slechts baten En van extase maakte men een mal
Als zelfs de dood ons vredig had verlaten En alles dreef in een verlicht heelal Ook dan verkeerde hij in alle staten En dwepend dweilde hij zijn tranendal