WikiMediaCommons
Natuurlijk moet ik vrijuit kunnen jagen
Op ree, konijn, patrijs, en everzwijn
Dat is de bonus voor het Koning zijn
Het maakt dat ik die zware last kan dragen
Drie maanden is het onbeperkt genieten
De tintelende ochtend, herfst in kleur
Een damhert snuift, krijgt lucht van onze geur
Dan is het zaak hem snel kapot te schieten
Hij wankelt en zijgt langzaam naar de grond
De laatste ademtocht, de damp, het hijgen
Ook opa kon er geen genoeg van krijgen
Ik geef een kort bevel aan onze hond
Daar kun je al dat volk niet bij gebruiken
Die wandelen maar in een ander bos
Want na de vijftiende gaat het hier los
Ik zie al iets bewegen in de struiken
En voor de watjes die ook hier weer tegen zijn
Een dikke vinger, want het is het KroondoMIJN!