windjes

Daar loopt Johannes van der Linden
Die laat ontzettend harde winden
Daar komt er een hou je maar vast
De glazen rinkelen in de kast

En tante Miep juist aan de thee
Waait wel een meter weg, nee twee!
Dat heeft te maken moet je weten
Met wat Johannes heeft gegeten.

Zo blijft na yoghurt met banaan
Geen vaas meer op de tafel staan
De dokter sprak bezorgd: 'Och heden'
Nou, eerst de broek maar naar beneden'

'Dat zou ik', zei zijn moeder toen
'Voor alle zekerheid niet doen'
'Mevrouwtje maakt u zich niet dik
Wie is hier dokter, u of ik?'

Ik neem mijn lampje en ik kijk..'
..'n knal en weg was zijn praktijk
Johannes liet er eentje razen
En het gebouw werd opgeblazen

Na boerenkool of stamppot spruiten
Vlucht heel de school meteen naar buiten
De juffrouw roept: 'De klas uit gauw!'
Dan wordt ze groen, en valt ze flauw

En eet Johannes frikandellen
Moet je daarna de brandweer bellen
Zijn vader zei 'Dit is geen doen
Die zoon van mij kent geen fatsoen

Maar ja, wat moet je met zo'n kind
Dat heel de dag alleen maar windt
Of de wc pot onder spettert
Door nieuwsberichten heen trompettert'

Er kwam politie aan de deur:
'Het moet nu uit zijn met 't gezeur
Johannes, jongen het is rot
Maar jij krijgt nu een scheetverbod

En zijn er dan nog steeds problemen
Dan moet ik je gevangen nemen
Nu doe je best knul, dat moet lukken'
Maar plotseling riep vader: 'BUKKEN!'

Na dagen zoeken zelfs met honden
Werd alleen zijn pet gevonden
Een boze buurman roept al weken:
'Ze moeten er een kurk in steken!'

Als mensen soms een poepje laten
Dan gaan ze heel onschuldig praten
Vraagt iemand: 'Wie heeft dat gedaan?'
Dan kijken ze een ander aan.

Laat ze maar vliegen als je moet
En met Johannes komt het goed
De kermis kan hem wel gebruiken
Daar laat ie ze een poepie ruiken!
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Vanaf de bank

Ooit zat ik op een hobbelpaard en was ik indiaan
en werd mijn achterbuurt een bos zodra ik er doorheen sloop
Mijn hoofdtooi was een stuk papier, mijn boog was een banaan
En vriend noch vijand zag me gaan als ik van steen naar steen kroop

Dan maakte ik een brandweerwagen van mijn nieuwe fiets
en bluste met onzichtbaar water niet-bestaande branden
Ik vloog naar Pluto op een kleed, in alles zat wel iets
Het sufste ding wordt waardevol in creatieve handen

Toen kwam er plotseling een dag waarop ik niet meer speelde,
en trapte tegen dat wat eens mijn speelgoed was geweest
Een dag waarop ik me niet meer vermaakte, maar verveelde
Hoe meer mijn lichaam groeide, des te kleiner werd mijn geest

Nu hang ik op de bank en tel de vlekjes op de muren
en vraag me af wat er in al die jaren is gebeurd
Wanneer ik van een kind verwerd tot één van die figuren
die net als ieder ander bang binnen de lijntjes kleurt

Waar is de jongen die als kapitein de grootste zee
met slechts een mattenklopper en zijn bed bevaren kon?
Soms, als ik in de spiegel staar, dan vaar ik met hem mee,
dat joch dat niet bevreesd was
als de nieuwe dag begon..