
Terwijl hij zich over een bloemkelk boog:
'Ik deed vooral in hommels en in bijen
Om op te prikken of om door te snijen
Ik was vanaf mijn vroegste jeugd bijziend'
God is mens geworden
De Here God is waarlijk mens geworden!
Een mens was God: zoiets dat is uniek!
En zij die hierop schamperden en morden
En nare dingen schilderden op borden
Dat waren zeer onopgevoede horden
Een vieze vuile farizeeërkliek!
Matth. 16:15: 'U bent de messias, de Zoon van de levende God.'
Alle mensen zijn goden
Wij zijn al God, we zijn het niet geworden
We zijn met velen: God is niet uniek;
De knechten die stuurs op hun meesters morden;
De hongerlijders met hun lege borden;
De zwaargetatoeëerde voetbalhorden;
Tezamen vormen wij één godenkliek
Joh. 10:33: 'u bent een mens maar beweert dat u God bent!' Jezus zei: 'Staat er in uw wet niet geschreven:"Ik heb gezegd: 'U bent goden'"?' (Jezus weet wel vaker niet waarover hij praat, het staat niet in de wet, maar in Psalmen 82:6,7: 'Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen des Allerhoogsten').