Mijn oude oma Anna droeg een vosje
Zijn kopje aan de zijkant van haar nek
Het slingerde met spitse open bek
Onder haar bolle wangen met dat blosje
 
De bontmantel, chinchilla, nerts, konijn
Was volgens roddelpraat een middenklasser
Ik ruik terwijl ik schrijf het Kölnisch Wasser
Waarmee zij ruim besprenkeld placht te zijn
 
Mijn neus begroef ik in het zachte haar
De vossenbek voorzichtig in mijn handen
Mijn vingertoppen langs die scherpe tanden
Gelukkig nog een veilig soort gevaar
 
En 's zomers ging het duo in de kast
Waarna ik zelf de flitspuit mocht hanteren
Om elke mot alvast te liquideren
Maar oma hield hem ook een beetje vast
 
De tijd verstreek vervolgens veel te snel
En toen ik lief en lusten ging ontdekken
Ontstonden op de mantel kale plekken
Net als op oma's hoofd, dat witte vel
 
Maar leven kent nu eenmaal geen sur-place
En ik ben in dit vers ook afgedreven
Want wat ik ProRail mee zou willen geven:
Er gaan wel twaalf dassen in zo'n jas!
 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

In Leestekenland

 Morgenstern, screenshot

Leestekenland kan niet meer bogen 
op een volmaakte maatschappij. 
 
De komma en de punt betogen: 
‘Puntkommavolk draagt nooit wat bij!’ 
 
Meteen vormt zich een actiefront: 
de Weg-met-de-puntkomma-bond. 
 
De vraagtekens zijn weggeslopen, 
die houden graag hun opties open. 
 
Snel smoort men tussen accolades 
’t gekreun en de jeremiades 
 
van de puntkomma’s, en met haken 
voorkomt men dat ze stennis maken. 
 
Dan komt het minteken, en baf! 
– het trekt ze van het leven af. 
 
De vraagtekens zijn terug en kijken 
hoofdschuddend naar de verse lijken. 
 
Maar ai! de strijd is niet gedaan: 
gedachtestreep valt komma aan – 
 
en snijdt hem snoeihard door de hals 
zodat hij – na onthoofding – als 
 
puntkomma, dodelijk verwond, 
zijn bloed mengt met die op de grond. 
 
Men draagt de beide typen stakkers 
in stilte naar de dodenakker. 
 
Wat rest van de gedachtestreepjes 
sluit zwijgzaam aan, met zwarte sleepjes. 
 
Het uitroepteken preekt van vrede, 
dubbelepunt deelt pepermunt; 
 
bevrijd van komma-achtigheden 
sjokt men naar huis: streep, punt, streep, punt… 

Christian Morgenstern (1871-1914)


  
Im Reich der Interpunktionen 
 
Im Reich der Interpunktionen 
nicht fürder goldner Friede prunkt: 
 
Die Semikolons werden Drohnen 
genannt von Beistrich und von Punkt. 
 
Es bildet sich zur selben Stund’ 
ein Antisemikolonbund. 
 
Die einzigen, die stumm entweichen, 
(wie immer), sind die Fragezeichen. 
 
Die Semikolons, die sehr jammern, 
umstellt man mit geschwungnen Klammern, 
 
und setzt die so gefangnen Wesen 
noch obendrein in Parenthesen. 
 
Das Minuszeichen naht und – schwapp! 
Da zieht es sie vom Leben ab. 
 
Kopfschüttelnd blicken auf die Leichen 
die heimgekehrten Fragezeichen. 
 
Doch, wehe! neuer Kampf sich schürzt: 
Gedankenstrich auf Komma stürzt – 
 
und fährt ihm schneidend durch den Hals – 
bis dieser gleich – und ebenfalls 
 
(wie jener mörderisch bezweckt) 
als Strichpunkt das Gefild bedeckt!… 
 
Stumm trägt man auf den Totengarten 
die Semikolons beider Arten. 
 
Was übrig von Gedankenstrichen, 
kommt schwarz und schweigsam nachgeschlichen. 
 
Das Ausrufszeichen hält die Predigt; 
das Kolon dient ihm als Adjunkt. 
 
Dann, jeder Kommaform entledigt, 
stapft heimwärts man, Strich, Punkt, Strich, Punkt…