Ons eerste samenzijn na vele jaren
Herinnert ons er allebei weer aan.

          We waren stoer in woorden en gebaren,
          Je zag ons altijd met zijn drieën gaan.
          Hij wilde steeds een nieuwe weg inslaan,
          Want nooit zag hij problemen of gevaren.

Vooraf zag ik wat praktische bezwaren,
nu ben ik blij om hier naast jou te staan.

          Hij wou iets groots doen tijdens volle maan.
          Wij hadden heel veel mitsen, heel wat maren.
          Hij moest het klusje in zijn eentje klaren
          en dat heeft hij uiteindelijk gedaan.

Terwijl we zwijgend in ons glaasje staren
proef ik opeens de ziltheid van een traan.


Ik heb Cees van der Pluijm niet gekend, maar weet nog precies wanneer ik zijn naam voor het eerst las. Drs. P schreef enthousiast over een Nijmeegse student die een geheel eigen sonnetvorm had verzonnen, het Nijmeegs sonnet.
Bovenstaand gedicht is een bewerking van een ellenlang blank vers; de inhoud heeft dus niets met Cees van der Pluijm te maken, de vorm des te meer. Deze versie bevalt me eigenlijk beter dan het origineel. Beide gedichten hebben dezelfde titel, waarvan u de betekenis zelf kunt googlen.

 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

POE, riep het schaap Veronica



POE, riep het schaap Veronica, wat kan dit paard hard draven!
Ik dacht: zo’n huifkar die gaat vast van sjokke-sjokke-sjok…
Maar kijk, dit is al Zwammerdam en daar ligt Bodegraven.
Kom dominee, geef mij de zweep! Nu mag ik op de bok.

Kijk uit, riepen de dames Groen, daar komen scherpe bochten!
O jee o jee o jee o jee, wij zijn een beetje ziek…
Wij dames zijn te fijn gebouwd voor zulke woeste tochten.
De dominee zei stoer: Maak u geen zorgen, geen paniek!

Ík ben toch zeker in de buurt, om over u te waken.
Bescherm ik u niet immer tegen onraad en gevaar?
Toen schrok het paard van eenden die de rijbaan overstaken,
een KNERP! een KRAK! een BONK! en alles schudde door elkaar.

Ze vlogen uit de huifkar en ze landden in de struiken.
Opeens hoorden ze achter zich gejammer en gezucht.
Kijk nou! riep ’t schaap Veronica. Het is mijn tante Truike,
ze ligt ondersteboven, met haar voeten in de lucht!

Komaan, zo sprak de dominee, de handen uit de mouwen!
Mijn lieve dames Groen, geeft u me eens uw lange sjaal…
Die sla ik om haar heen. Als we nu even heel hard douwen
en dan in één keer kei- en keihard trekken allemaal –

Het werkte. Tante Truike zei: Wat fijn u te ontmoeten!
Want als ik omval, kom ik uit mezelf niet overend…
Ik zie nog alles draaien, maar ik sta weer op mijn voeten.
Bedankt voor ’t redden, dominee, u bent een echte vent!

Dag tante, zei Veronica, nu gaan we weer naar huis.
Of… wentelteefjes eten bij hotel De Oude Sluis?

(Eerder verschenen in Vijf draken verslagen, Querido’s Poëziespektakel 4.)