Ik heb hem maar een keer of twee gesproken
En ging het liefste snel aan hem voorbij
Toch vond ik het nooit hinderlijk dat hij
Voortdurend langs de weg kwam opgedoken
Nu is hem dus het zwijgen opgelegd
De praatpaal heeft zijn laatste woord gezegd
Ik heb hem maar een keer of twee gesproken
En ging het liefste snel aan hem voorbij
Toch vond ik het nooit hinderlijk dat hij
Voortdurend langs de weg kwam opgedoken
Nu is hem dus het zwijgen opgelegd
De praatpaal heeft zijn laatste woord gezegd
Mijn jeugd stond in het teken van geloven:
Het draaide altijd om de Heere God,
rechtvaardig heerser over ’t menslijk lot.
Ja, elke voetstap werd bestierd van boven.
Gods Zoon kwam terug vanuit de dodengrot,
nu hoeven wij niet naar de helle-oven.
Niets kon mij van die zekerheid beroven;
onwankelbaar was mijn geloven tot
een vreselijke ruzie ertoe leidde
dat ik besloot om Godloos door te gaan.
Al zat er eerst nog wel wat twijfel bij, de
beslissing heeft mij altijd goed gedaan.
Maar steeds verwacht ik nog te allen tijde
de deurbel en dat God er dan zal staan.
Dit gedicht was bij de beste 8 van de autobiografische sonnettenwedstrijd.