Een schemerlamp die op een zebra lijkt,
Een ringtone die hartstochtelijk kan kwaken,
Door vorm voorgoed van inhoud los te maken
Lijkt eindelijk het ideaal bereikt.
Maar vooralsnog houd ik gewoon als wens
Wat warmte die de vorm heeft van een mens.
Een schemerlamp die op een zebra lijkt,
Een ringtone die hartstochtelijk kan kwaken,
Door vorm voorgoed van inhoud los te maken
Lijkt eindelijk het ideaal bereikt.
Maar vooralsnog houd ik gewoon als wens
Wat warmte die de vorm heeft van een mens.
De Hunnen stonden weer eens voor de wallen
Wij stelden ons dus als vanouds teweer
Je zag ze vuil en smerig samenballen
Ze gingen ruw en onbeschaafd tekeer
We keken op de Hunnenhuigen neer
Het was een onophoudelijk getier
Met veel gespot en duidelijk gesneer
Maar goed - zij waren daar; wij waren hier
De poort was dicht, het valwerk was gevallen
Het wachtwoord (‘Dikke lul’) niet geldig meer
En al die ongewassen duizendtallen
Geleid door een zeer ongelikte beer
Die stonden daar dus op hun veld van eer
Massaal voor aap, het deed ons eerst geen zier
Al zwaaiden ze ook brullend met hun speer
Want ach – zij waren daar; wij waren hier
Toch werd het onplezierig voor ons allen
De voedselvoorraad leed aan wanbeheer
We aten eerst de paarden in de stallen
En deelden toen de laatste rotte peer
De conversatie werd bedrukt gelamenteer
De dorst verlamde onze speekselklier
Geen hulp in zicht, per trein of met het veer
Want tja – zij waren daar; wij waren hier
O lezer! Dat ik weer communiceer
Met in mijn hand het Vrije Versbanier
Bewijst wel onze moed in deze sfeer
De Hun trok af naar dáár, wij zijn nog hier!