De Knoertendoder schaamt zich dood. Zijn konen kleuren purperrood want hij heeft heel wat uit te leggen. Hij durft het bijna niet te zeggen: zijn levenswerk bleef onvolvoerd, nog nimmer doodde hij een Knoert.
Zijn opa heeft hem indertijd niet onsuccesvol opgeleid met knots en slinger, bijl en blijde. Helaas was bij diens overlijden één kwestie nog onaangeroerd: waaraan herkennen wij een Knoert?
Hij heeft een Gippel gif gevoerd, een Polk geplet, een Murk gemoerd; zelfs kraakte hij diverse Krangen – het werd met hoongelach ontvangen. Zo heeft hij jaren aangeklooid en Knoerten doden deed hij nooit.
Net toen hij dacht: ’t zit me tot hier! ontmoette hij een wijfjesdier wier zoete zang hem zo ontroerde dat hij haar vloerde en ontvoerde. De bruid bleek Stoere Doerian, de laatste Knoert van Knoertistan.
Nu strijdt zijn liefde met zijn trots: nog steeds ligt onder ’t bed die knots… In weerzinwekkend woeste dromen weet hij zich soms niet in te tomen en kleuren lakens purperrood. ‘De schat!’ zingt zij. ‘Hij schaamt zich dood.’