We beginnen met American wits, an anthology of light verse (American poets project, The library of America, 2003), de meest recente bloemlezing, samengesteld door John Hollander, een van degenen die de higgledy-piggledy geïntroduceerd hebben en daarom ook onder vaderlandse light-versedichters een autoriteit.
Daarin schrijft John Hollander dat light verse zowel grappig en licht amuserend kan zijn, maar wel degelijk een serieuze toon kan hebben. Daarnaast vertonen de meesten een onverhulde trots op hun vakmanschap: een bekend geluid!
Light verse biedt ook, zegt hij, een mooie gelegenheid dit vakmanschap ten toon te spreiden en het doel is mede de oplettende lezer te laten delen in het plezier dat de maker had bij het vervaardigen. Dit zal de meeste van onze light-versedichters instemmend doen knikken, maar let op dat ‘kan’ en ‘de meesten’.
Hij besluit zijn inleiding met:
‘Ten slotte; al deze schrijvers hadden een welgemeend plezier in wat ze aan het doen waren. Zij schepten niet enkel vreugde in wat zij te zeggen hadden, maar ook in de precieze manier waarop zij het zeiden. Onder al die speelsheid ligt een zucht naar iets hogers en een zekere hoeveelheid satirische verontwaardiging, meer beschaafd dan woest: maar wat werkelijk betekenis verleent is het beoefenen van vakmanschap en het unieke plezier dat zowel dichter als lezer kunnen ontlenen aan dat vakmanschap”.
We kunnen niet anders dan hier instemmend bij knikken (Afgezien van dat ‘beschaafd’; waarom zou een light-versedichter niet woest kunnen zijn? Dat heeft meer te maken met het feit dat je zoveel netjes opgevoede onderwijzers onder hen vindt) en we slaan dan ook de bundel verwachtingsvol open.
Dat valt niet tegen, maar wie verwacht een feest van oude en nieuwe versvormen tegen te komen komt bedrogen uit. Die Engelse light-versedichters blijken zich niets aan te trekken van het vormvaste voorschrift “zij maakt gebruik van vaste vormen als het sonnet, ballade- en rondeelvarianten”.
Ze zijn er wel, en uitstekende, maar ver in de minderheid. Het merendeel bestaat uit (veel te) lange doorwoekerende regels of korte simpele versjes met een pun en het betoonde vakmanschap bestaat over het algemeen enkel uit netjes kloppende metrische regels met een simpel rijmschema. En ook dat dikwijls niet. Nogmaals: wij zijn verwend.
Het wordt nu tijd voor een korte pauze, dit is een poëziesite tenslotte, en om de schrik er even goed in te krijgen en rillingen over ruggen te jagen citeer ik maar eens een prachtgedicht van Kenneth Fearing (1902-1961) uit deze bloemlezing in zijn geheel:
Cultural Notes
Professor Burke’s symphony “Colorado Vistas”
In four movements,
I Mountains
II Canyons
III Dusk
IV Dawn
Was played recently by the Philharmonic.
Snap-shots of the localities described in music were
passed around.
The audience checked for accuracy.
All O.K.
After the performance Maurice Epstein, twenty-nine,
tuberculosis,
Stoker on the S.S. Tarboy,
Rose to his feet and shouted:
“He’s crazy! Them artists are all crazy,
I can prove it by Max Nordau,
They poison the minds of young girls.”
Otto Svoboda, 500 Avenue A, butcher, Pole, husband,
philosopher,
Argued in rebuttal: “Shut your trap, you!
The question is, does the symphony fit in with Karl
Marx?”
At the Friday evening meeting of the Browning Writing
League
Mrs. Whittamore Ralston-Beckett, traveller, lecturer,
novelist, critic, poet, playwright, editor, mother,
idealist,
Fascinated her audience in a brief talk, whimsical and
caustic
Appealing to the younger generation to take a brighter,
happier, more sunny and less morbid
View of life’s unchanging fundamentals.
Mrs. Ralston-Beckett quoted Sir Horace Bennet. “O
Beauty,” she said,
“Take your fingers off my throat, take your elbow out of
my eye,
Take your sorrow off my sorrow,
Take your hat, take your gloves, take your feet down off
the table,
Take your beauty off my beauty, and go.”
After the performance Maurice Epstein, twenty-nine,
tuberculosis,
Stoker on the S.S. Tarboy,
Kicked to his feet and screamed:
“She’s crazy! Them artists are all crazy!
I can prove it by Max Nordau
They poison the minds of young girls.”
Otto Svoboda, butcher, Pole, husband, philosopher,
Spoke in reply: “Shut your trap, you!
The question is, what about Karl Marx?”
Ik wacht even tot de kreten van afschuw achter in de zaal uitgestorven zijn; inderdaad, dit is vrij vers, opgenomen in een verzamelbundel met light verse en niet het enige.
In zijn inleiding geeft Hollander geen definitie van light verse, hij veronderstelt dit als bekend, maar wat hij er, zoals aangehaald, over beweert zegt toch wel iets, evenals de keuze die hij maakt.
Die bestaat voor een groot deel uit werk uit de jaren twintig van de vorige eeuw, want het hoogtepunt van het light verse ligt voor hem tussen de wereldoorlogen.
Dat is merkwaardig, want ik behandel hem zo uitgebreid omdat hij volgens zijn opvattingen in zijn inleiding het dichtst in de buurt komt van wat hier als light verse wordt gedefinieerd, terwijl die groep dichters zich helemaal niet met ingewikkelde versvormen bezig hield.
Van de Reijt had de hele bubs bij de nonsenspoëten gezet.
De vraag is ook; is wat hij zegt de algemene consensus of zijn persoonlijke opvatting?
(wordt vervolgd)