Paul Ilegems, die voor Het vrije vers heel Vlaanderen voor zijn rekening neemt, schreef in 1984 de volgende parafrase op 'Het mooiste meisje van de klas" van Driek van Wissen dat hierbij aan de vergetelheid wordt ontrukt:

Lager onderwijs

De klas zit stil over een taak gebogen.
De meester, door haar prille vlijt bewogen
Staat bij het mooiste meisje, honds verliefd
En kijkt over haar schouder, ingetogen

(Maar ook wat steels - 't wordt zo gauw rondgebriefd)
En fel genietend peinst hij: 'Asjeblieft!
Een groter cupje zou hier al wel mogen
Zo'n wijfje reeds,' en voelt zich zeer ontriefd.

Verlangen doet zijn zelfcensuur verslappen.
Hij fluistert binnensmonds een ruwe vloek
En even prangend als zijn onderbroek
Wordt deze vraag, die hem naar lucht doet happen:

'Hoe is ze 't geilst, langs achter of langs voor?'
Helaas, alleen zijn woord dringt tot haar door.


Voor het origineel en de poëtische reactie van Driek van Wissen  


Middelbaar onderwijs

Het mooiste meisje van de klas
verschikt onwennig bij haar schouder
een bandje van haar bustehouder;
ze draagt dat rare ding maar pas.

De meester, achter brilleglas,
ziet toe, ontroerd, en denkt: 'Wat zou d'r
gebeuren als zij tien jaar ouder
en ik eens tien jaar jonger was?'

Ach, hij vergeet hoe hij verdorde
en hoe haar leven net begint.
In stilte wordt door hem bemind
de schone vrouw, die zij zal worden.

Dan praat ze wat, het lieve kind,
en streng roept hij haar tot de orde.

 Driek schreef als reactie in juli 1984 hetvolgende:

Uw sonnet "Lager onderwijs" heb ik zeer gewaardeerd als een amusant en vakkundig gedicht. Het is wel eens vaker voorgekomen dat het titel­gedicht van mijn bundel "Het mooiste meisje van de klas" als inspira­tiebron gebruikt is, maar zelden was het resultaat zo lofwaardig. Wel verdriet het mij dat het gedicht inhoudelijk bedenkelijk was. De ingetogenheid, die mijns inziens het 'voorbeeldige’ gedicht "Middelbaar onderwijs" kenmerkte heeft plaatsgemaakt voor platte zinnelijkheid en lichte schunnigheid. Foei toch! Laat ik er maar niet te veel prozaïsche woorden aan vuil maken, doch een nieuwe poëtische poging doen om mijn hoogstaand zieleleven duidelijk te maken:

HOGER ONDERWIJS

Er komt een eind aan het geroezemoes

Als de professor in zijn zwarte toog

Zijn stem verheft vanachter het verhoog,

Want wat hij zegt is zelden voor de poes


En dus ook niet voor de studente Loes,

Die niets begrijpt van zijn geleerd betoog.

Zij denkt alleen: waarom heeft hij geen oog

Voor mijn verlokkend uitgesneden bloes?


Ach, zij weet niet dat hij daar boven staat

En niet meer vatbaar is voor sex-appeal,

Sinds hij ooit voor de Alma Mater viel.

 

Het arme schaap schrijft braaf in haar dictaat

(Al heeft ze geen benul waar het op slaat):

'Het lichaam is de kerker van de ziel.'

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Uit de Oude Doos

 

Gesprek tussen Mr. Drs. L.C. Brinkman en Drs. P ter opening van Bulkboek’s dag van de Literatuur  Den Haag, 1 maart 1989 (tekst van Drs. P)

B  Wie schrijft, die blijft
P  Wie leest, die is geweest
B  Geweest? Hoezo geweest? Wat wil dat zeggen?
    Voor mij klinkt dat bijzonder negatief
P  Als ik het dan even uit mag leggen
    Verlos ik u wel van dat ongerief
    Gesteld, dat men lectuur in handen heeft –
    Bijvoorbeeld een roman of een gedicht---
    Wel, wat gebeurt er dan?
B                                         dat men beleeft
     Wat die lectuur te melden heeft, allicht
P   Dat heeft u zeer scherpzinnig opgemerkt
     Het blijkt dat u zich ophoudt met cultuur
B  Jawel, maar daartoe blijft het niet beperkt
     De volksgezondheid geeft me rust noch duur
     En verder nog…
P                            Kortom, u heeft het druk
     Maar nu terzake weer. De mens die leest 
     Kan dan en later spreken van geluk
     Die is in zijn lectuur op reis geweest
     En kent een wereld die een ander mist
     Ik kan het ook nog anders formuleren
     Die is als ’t ware geestelijk toerist
     En heeft iets voor, dat mag men wel beweren
     Die is geweest waar velen nimmer komen
     Vandaar: wie leest…
B                                    Ja goed, gesnapt, accoord
     Maar waarom niet een ander rijm genomen? 
     Bijvoorbeeld geest, een indrukwekkend woord 
     Wie leest, verrijkt de geest, hoe lijkt u dat?
P   Hier horen wij nu eens een spreker die…
B   Wie leest die is geen beest, ik noem maar wat
P   Talent heeft, en gevoel voor poëzie
B   Wie leest, is onbevreesd zou ook wel kunnen 
     Wie leest, geniet het meest is lang niet gek
P   Ik zou u graag een uurtje spreektijd gunnen
     Maar drie minuten staan voor dit gesprek
B   Men leest ook in Uitgeest en Avereest
     Waardoor men van zwaarmoedigheid geneest
P   Er eindigt veel, dat geef ik toe op –eest
B   En wie een studie niet voltooit, die sjeest
P   Nu is er welgenoeg geznuwpeesd
B   Dus hier begint het literaire feest