
Derde dinsdag van september
Ik ween om bloemen in de knop gebroken
En voor de ochtend van haar bloei vergaan
Ik ween om bloedjes die op ongewroken
En hulpeloze arme bloempjes staan
Men roept wel dat m’n in de knop gedoken
Geknakte bloem, geen grond is voor een traan
En dat een nieuwe tijd is aangebroken
Waarin men mietjes zoals mij zal slaan
De woede van het volk is snel ontstoken
En voor de ochlocraat* breekt nu ruim baan
En net heeft onze Majesteit gesproken
(En droomde zuchtend van háár bloeitijd, aan
De tijd van warmte in haar kille knoken)
Ach, hoe dan ook zal het mij slecht vergaan
*volksmenner
Ik vang de laatste tijd onderdrukt gemopper op, dat die Angelsaksiche versvormen niets voorstellen en veel te weinig een beroep doen op het ongelooflijk diepe denkvermogen van de hoogbegaafde Nederlandse plezierdichters. Om maar te zwijgen van de plezierdichteressen.
Hier dus maar een Britse breinbreker om de tanden op stuk te bijten; de pleiade.
De pleiade is bedacht door de Britse schrijfster en dichteres Vera Rich. De vorm ontleent zijn naam aan het zevengesternte in het sterrenbeeld Stier en bevat zeven coupletten.
De eerste twee regels worden in de volgende coupletten herhaald op de manier als in het voorbeeld, ze blijven dus op hun plaats. Elke regel is een jambische pentameter, dus de herhalingen hebben respectievelijk 4, 4, 2, 4, 4 en 2 lettergrepen.
Dat is alles.
Wie het zich minder moeilijk wil maken dan ik gedaan heb, zorgt ervoor dat de afbrekingen niet midden in een woord vallen, maar het leek me aardig, als extra handicap, uit te gaan van bekende dichtregels in het openingscouplet. Dat maakt deze vorm een stuk spannender.
Het is dus geen voorschrift, maar de vorige vormen waren zo makkelijk dat ik een extra uitdaging wel wenselijk vond.