Ik word verwelkomd door het woud
En door de bladerdos
Valt zonlicht als gefilterd goud
Zacht op het vochtig mos
Een vogel zingt vol overmoed
Hij brengt mijn ziel een blijde groet
Een vogel zingt
Een vogel zingt
En baadt zich in de zonnegloed
Ik word verwelkomd door het woud:
Het hoge bladerdak
Het wenken van het warme hout
Het buigen van een tak
Zij noden mij: ‘Verwijl en rust’
Ik word door droppels dauw gekust
Zij noden mij
Zij noden mij
Ik word door hen in slaap gesust
Ik word verwelkomd door het woud
Dat mij een bed bereidt
En voor mijn ogen openvouwt
Wijd ligt het uitgespreid
Hier rust ik uit van dood en doem
Ik sluimer weg met bijgezoem
Hier rust ik uit
Hier rust ik uit
Van Vrijeverzendichtersroem
Op het forum was dinsdag al een voorbeeld te zien van F. Woortmeyer en hier zie je hoe zo’n ding in elkaar steekt.
Het Trijaans refrein is weer een vinding van Jan Turner en het bestaat uit drie strofen van 9 regels.
De eerste regel van elke strofe is gelijk en om misverstanden te voorkomen luidt dit in de beschrijving aldus: “Regel 1 is gelijk in alle drie de strofen, hoewel een variatie van de vorm er uit bestaat dezelfde regel niet te herhalen in het begin van elke strofe. Met andere woorden, het begin van elke strofe kan verschillend zijn”.
Kijk, dat is duidelijke taal, daar houden wij van.
De eerste vier lettergrepen van regel 5 van elke strofe worden herhaald als dubbel refrein in regels 7 en 8.
Het rijmschema is ababccdec
Verwarrend is dat eerst gesproken wordt van lettergrepen en daarna van woorden voor de refreinregel.
Ik heb maar lettergrepen aangehouden.
Ook voor het metrum wordt gesproken over lettergrepen, waar uit de voorbeelden blijkt dat jamben worden gebruikt met uitsluitend mannelijk rijm.
Uitgaande van het aantal jamben is het metrum 4/3/4/3/4/4/2/2/4