De aandelenmakelaar tot zijn klant
Ik heb met ijzeren geduld
De kosten haarfijn voor je uitgerekend
Maar jij, slechts van hebzuchtigheid vervuld
Hebt blindelings papieren ondertekend:
Dat was je eigen schuld
'U bent al aardig aan de beterende hand’, zei de internist en ik sloeg me voor mijn kop.
Had ik mijn fysiek met veel ontberingen door Afrika gesleept, op zoek naar onbekende versvormen, was ik een voordehandliggende vaderlandse vorm helemaal vergeten!
Het ‘handje’, nergens vermeld, zelfs niet door fwoortmeyer en toch door Drs. P aangeprezen met de woorden: ‘Dit vind ik heel leuk. Het is balletdansen in een telefooncel’. Ook Jan Boerstoel liet zich prijzend uit, dus waarom kennen wij dit nog niet? Hier is sprake van een omissie. Eindelijk kan ik dat woord eens gebruiken.
De bedenker is Jan van der Pol (Eindhoven 1936) die een aantal publiceerde in een bundel met de eveneens voordehandliggende titel Niks aan het handje (Eindhoven 2003).
De regels zijn eenvoudig: in het handje, een vijfvingerig vers, richt een mens, dier, plant of ding zich tot iets of iemand (in het nawoord staat ‘tot de lezer’, maar dat blijkt niet uit de voorbeelden) in een monoloog.
De pink is vier jamben lang, de duim drie.
De drie centrale vingers zijn vijfjambig, maar de middelvinger is natuurlijk langer.
Ik heb opzettelijk mannelijk rijm voor deze regel genomen om te tonen dat dat niet per se door vrouwelijk rijm tot stand hoeft te komen., het is een kwestie van inventiviteit.
Het rijmschema is simpel ababa