‘Als ik een trechter douw in de flink afgeragde kut
Van Miep de Slettenbak en giet een flink verzuurde prut
Van karnemelk en stijfselpap in die publieke vrouw
Dan krijgt die hoer een hoerenkind dat sprekend lijkt op jou’
‘Zo kan die dan tenminste nog fier bogen op een ouder
Terwijl jij werd geboren toen de steenpuist op de schouder
Van Rik het wrattenzwijn, na een volrijping van drie weken
Door Rita met de Rouwnagels eens flink werd uitgeknepen’
Met die cultuurschok wil het maar niet lukken. Nou hebben we Ethiopië met hun kerkmuziek verlaten en de hele oostkust van Afrika blijkt dan wel Swahili te spreken in talloze vormen, maar de versvormen lijken bekend. Kunst, met die kolonisatoren die hun Arabische, Portugese en Engelse stempels drukten op de poëzie die daarvoor enkel mondeling werd doorgegeven.
Eén Afrikaans genre drukte echter terug: het scheldgedicht. De gewoonte elkaar in het publiek op rijm te beledigen als wedstrijd vond ingang in het westen. Jonge Afro-Amerikanen (om het woord nikkers te vermijden) kennen het ‘playing the dozens’ ('Yo mama’s so ugly') , waarbij beledigingen op rijm uitgewisseld worden tot iemand opgeeft, dat volgens Ron Padgett in zijn Handbook of Poetic Forms afstamt van deze scheldpoëzie.
Het oudste bekende voorbeeld is anoniem:
Je lijkt op
Een oude tandeloze man
Die een olifantshuid wil eten,
of een vrouw zonder kont
die op een harde kruk zit.
Je lijkt ook op een stomkop
die bij de jacht een antilope laat ontsnappen
terwijl hij weet dat zijn vader ziek thuis ligt
Dat is grappig, want terwijl we hier door de sloppenwijken van Nairobi sjokken in de hitte blijken de lijmsnuivende straatjongeren hier een eigen straattaal te hebben ontwikkeld, sheng genoemd, een mix van Engels, ethnische talen en Swahili.
Dat Engels gebruiken ze voor de toeristen; om wat bij te verdienen zingen ze ook en het ‘Country Road’ en ‘Marina’ van Rocco Granata is niet van de lucht. Vreemd; dat hoor je in Thailand ook van straatgroepen. Wisselen straatgroepen internationaal één boekje uit met teksten?
Maar onder elkaar zingen zingen ze hun eigen liederen, die vol improvisatie steken.
Echte word battles. Elkaar beledigen in liedjesteksten, al improviserend en op rijm, dat is een sport hier. En niet onder deze jeugd als een uit het westen geïmporteerd fenomeen.
Sarah Hillewaert, een Belgische taalonderzoekster die we in een café tegenkomen als we onze dorst willen lessen na een vermoeiende dag in de hete zon vertelt: “ Ik heb opnames van oude mensen die elkaar op straat toezingen en de ander voortdurend beledigen, heel grappig. Wat wij uit de hiphop kennen, zit al eeuwen in de taalcultuur van Lamu.”
"East is East and West is West and never the twain shall meet?"
Schei toch uit.
Klooster
Geruisloos kom ik aan, zie hoe ik waardig schrijd
Met afgemeten pas, in wollig, bruin habijt
De wereld is ver weg, een wereld die ik mijd
Een wereld vol van zorg en geestelijke strijd
Waarvan ik, God zij dank, hierbinnen ben bevrijd
Hier heerst een kalme rust, geen afgunst en geen nijd
Ik kniel devoot terneer, ik bid en boet en wijd
Mijn tijd aan God de Heer; de mij gegeven tijd
Die hier afwezig lijkt en nutteloos verglijdt
Daar zijn we dan. Afrika. Reusachtig continent met vast een hoop poëzie. Eerst door de woestijn sjokken om de Arabische poëzie te vermijden, daar hebben we niets aan door het onmogelijk in onze taal toe te passen metrum. En het in onze taal onmogelijke monorijm. Al kennen we natuurlijk allemaal het afwijkende Perzisch kwatrijn.
Omdat de gidsen onbetrouwbaar blijken, het zal wel weer eens niet, zitten we tot mijn verrassing opeens in Ethiopië, een flink eind uit de route.
Maar dat komt wel goed uit, want dan is de cultuurschok minder groot.
Ethiopië is christelijk en bij een christelijke kerk hoort kerkgezang.
De mawaddes is een oude Ethiopische liturgische vorm en bekend, want door de roomse kerk in Europa overgenomen, en wordt meestal gezongen na de vespers bij het eerste hanengekraai en voor de metten. In Ethiopië is hij echter ook doorgedrongen tot de seculiere wereld. Dat is de wereldse wereld.
Maar denk eraan; ook als seculiere vorm is een zekere verhevenheid van de inhoud een vereiste, geen profaniteiten dus!
Prima vorm voor de beginnende doe-het-zelver
9 regels, allemaal alexandrijnen (zesjambig, met een caesuur in het midden) en monorijm, dus aaaaaaaaa.
Simpel en maar goed ook, want wat is het hier warm.
Zejel
‘Goed, ik heb je klaargekregen
Nu ben je wellicht genegen
Om te horen wat ik tegen
Langer omgaan met je heb
Had je nou één handicap:
Maar je tanden zijn al nep
En je vlechten aangeregen
En je borsten siliconen
En je spieren die vertonen
Het bewijs van groeihormonen
Ook je botoxlippen stegen
En bewegen voor geen fuck
Je lijkt sprekend Katrien Duck!
Nou, niet sprékend; een geluk!
Nee, van alle hellevegen
Is er geen zó volgespoten
En van al mijn echtgenoten
Was er geen, zó zeer ontsproten
Aan het brein van Van Helwegen
Dus ik voel mij zwaar bedrogen!’
‘Heb ik tegen jou gelogen?
Ik zei, toen je eens bevlogen
In mijn armen was gelegen
Door mijn schoonheid zwaar verblind:
‘Piet, ik ben een onecht kind’
Ware woorden! Dus ik vind
Dat ik jou niets heb verzwegen’
Spanje? Wat doen we nu opeens in Spanje? Dat zal ik uitleggen. We moeten op onze reis natuurlijk ook Afrika aandoen, een reusachtig continent waar vast ook wel gerijmd wordt en Spanje is een springplank waar we ons rustig kunnen voorbereiden en proviand inslaan en gidsen huren. En aan de hitte wennen. Mooie gelegenheid ook om aandacht te besteden aan de Zejel, een niet zo ingewikkelde vorm, zoals het voorbeeld bewijs.
Je begint met een drieregelige strofe aaa (de mudanza) en vervolgt met bbba/ ccca/ddda enzovoort, ad infinitum indien gewenst.
Normaal wordt spreektaal gebruikt en gebruikelijk zijn 8 lettergrepen, maar het voorschrift luidt eigenlijk acht, met de zevende als laatste beklemtoonde, wat een trochee veronderstelt als ik het goed begrijp.
Het doet me denken aan Archibaldus van Oostzaan, de Nederlandse Don Quichote, afgezien van het rijmschema (je weet toch wel dat je bij de e-books een gratis boekje over deze held vindt?).
Ik zie vingers, en inderdaad, ik heb me niet gehouden aan de strofenindeling van 3/4/4/4 enz. in mijn voorbeeld; dit omdat het een voortdurende monoloog betreft en omdat ik anders aan het eind van de eerste strofe enjambement had moeten toepassen en een fatsoenlijk mens doet dat niet, tenzij gedwongen door de nood der tijden, of afpersing, of in de hoop dat niemand het ziet.
En om vast een voorproefje te geven van Afrika: er bestaat een versvorm in het Swahili, de utendi (meervoud tendi) , of misschien tenzi ( meervoud utenzi) want het woorddbegin in Swahili wil wat: het Swahili-woord voor Swahili is Kiswahili, dat je maar weet wat je te wachten staat in dat donkere continent.
Hoe dan ook, de utendi/tenzi bestaat uit vierregelige strofen van 8 lettergrepen met het rijmschema aaab/cccb/dddb enz. en is dus niets anders dan een zejel zonder mudanza.
En zo sla ik dan twee vliegen in één klap en scheelt me dat weer een hoofdstuk.
Terugblik*
Ooit was ik vurig en jong en bevlogen
Alles was nieuw en ik lachte en sprong
Niemand had mij nog gekwetst of bedrogen
Ooit was ik vurig en jong
Waar is die prachtige tijd toch gebleven?
Waar zijn mijn dromen, waar raakten ze kwijt?
Waar ging de afslag verkeerd in mijn leven?
Waar is die prachtige tijd?
Nu ben ik eenzaam en oud en de dagen
Slepen zich voort en zijn bitter en koud
Ooit zocht ik antwoord, nu resten slechts vragen
Nu ben ik eenzaam en oud
Onze reis begint nu globetrotterachtige trekken te vertonen na dat lange gehang in het regenachtige Brittannië.
Maar in Wit-Rusland, of Belarus, zoals ze hier liever zeggen, is het politieke klimaat ook nogal grauw, met een enge, onverdrijfbare dictator met de smaak van een betonmolen aan de macht.
Daar mag de NAVO ook wel eens iets aan doen na Khadaffi.
Niettemin wordt ook hier poëzie bedreven en de beroemdste dichter is Maksim Bahdanovič (1891-1917) en een van zijn nog steeds geliefdste gedichten heet ‘Romance’, dat begint met de regel “Venus herrijst en verschijnt ons hierboven” en is gegoten in een ongewone vorm, zoals in mijn voorbeeld.
Het zijn kwatrijnen met een simpel abab-rijm, maar de eerste regel bevat halverwege het laatste rijmwoord van de strofe.
Dat komt omdat de laatste regel gelijk is aan de eerste helft van de eerste regel.
Ook het metrum valt op; het is dactylisch.
Dat moet geen probleem zijn voor de geoefende ollekebollekeschrijvers van dit mooie digitale literaire tijdschrift.
Voor de geoefende Wit-Russischspreker is er het boek Vianok (‘Krans’) van Bahdanovič, gepubliceerd in 1913, en de anderen kunnen Echoes of Venus aanschaffen, verkrijgbaar bij Manifold magazine, waar je ‘Romance’ in het Engels kunt lezen.
Ja, wat dacht je; dat ik het origineel kan citeren? Mijn enige Russisch heb ik in dienst geleerd: ‘Stoj! Ruke wrech! Slosje oeroezdji!’ (‘Halt! Handen omhoog! Laat je wapen vallen!’), als ik het goed onthouden heb en niet dactylisch.
Ik heb het ooit nog eens uitgeprobeerd op een luchtvaartshow in Duitsland waar een brede man met stekelhaar stond te zorgen dat we niet te dicht in de buurt van zijn Tupolev kwamen en tot mijn vreugde ging zijn hand inderdaad in een reflex naar zijn linkeroksel. Waar hij natuurlijk niks had in het buitenland, maar zijn uitdrukking van stompzinnige verbazing bezorgt me soms nog genoegen. Ach, herinneringen… Ooit was ik jong…
* Zie het thema van morgen
Wie is er niet bij tegenslag en ongeval genegen
Tot vloeken en getier? Er werd dus zeker niet gezwegen
Toen die Romein een splinter in zijn handpalm had gekregen
Gênant! Je zag de Heer zich ongemakkelijk bewegen
Ha, een rap!
Nee; we zijn op onze reis in Georgië beland, klein land, bestuurd door een goedbedoelende sportschoolhouder, bij driftaanvallen niet altijd succesvol in toom gehouden door de Zeeuwse nuchterheid van zijn vrouw, een van onze succesvolste exportproducten
Aan het eind van de twaalfde eeuw kwam hier een episch gedicht tot stand, De ridder in het pantervel, geschreven door Shota Rustaveli. Die gebruikte hiervoor een ingewikkelde vorm die de Georgiërs shairi noemen en populair werd.
Die shairi bestaat uit een vierregelige strofe, vooruit; een kwatrijn, van 16 lettergrepen met rijmwoorden van twee of drie lettergrepen, rijmschema aaaa
Er zijn in het Georgisch twee varianten: de magali stanza (lettergrepenverdeling 4/4//4/4 per regel) en de dabali stanza (5/3//5/3 lettergrepenverdeling per regel).
Rustaveli, die blijkbaar niets anders te doen had, wisselde die twee af in zijn werk, dat uit maar liefst 1576 strofen bestaat.
Die lettergrepenverdeling per regel vergeten we maar, typisch een taalgebonden voorschrift, net als die 16 lettergrepen; 15 komt me in het voorbeeld beter uit. Dus 15 of 16 lettergrepen per regel.
Het Georgisch mag dan rijk zijn aan vier- en vijflettergrepige woordvervoegingen waarmee zinnen geconstrueerd en rijmwoorden gevormd kunnen worden, onze taal niet; vandaar de concessie van dan toch minstens twee- of drielettergrepige rijmen. En dan per strofe consequent toegepast.
Het rijmschema is aaaa (en daarna bbbb enz. tot je de 1576 vol hebt, mocht je de paasdagen anders in verveling doorbrengen).
Er bestaat nóg een versvorm die shairi heet, in het Swahili.
Ook vierregelig, (maar met 8 lettergrepen per regel) en ook met aaaa-rijm. Maar dat is in het Swahili geen kunst; alle woorden eindigen op een klinkerklank en daar zijn er maar vier van.
Een hele goeie hierin was Muyaka bin Haji al-Ghassaniy (1776-1840) uit Mombassa.
En je gelooft het niet,maar in Maleisië hebben ze de shair, vierregelig, jawel én met aaaa-rijm.
Er zijn geruchten over een shi’r in Arabië, maar daar weet ik het fijne niet van. Maar met die Omar Khayyam daar in die regio, zou het me niets verbazen als die ook vierregelig was en aaaa-rijm is in die streken meer dan gebruikelijk.
Den Briel 1572
Maeten, het sál lucken!
Slaet de Speck aen stucken!
Voor de vrijheyt van het Woort!
Wegh die paepsche pyen
Híer die mast; rammeien
Die vermaeledydhe poort!
T’gaeth om eedle saecken
Die int herte raecken
Plondert dus en suypt en moort!
Na uit de mist geraakt te zijn komen we met de boot aan in Finland. Daar blijken ze Fins te praten, oftewel Suomen kieli, een sterk agglutinerende taal, wat weliswaar smeekt om een ollekebolleke, maar lid blijkt van de finoegriesiche taalfamilie, onverstaanbaar en met niets te melden over versvormen. Wat doen we hier eigenlijk?
Gelukkig blijkt die taal verwant aan het Hongaars, hoewel ze elkaar niet verstaan, dus meteen met de bus naar Hongarije, want daar zijn ze gek op poëzie, mede dankzij Balint Balassi (1554-1594) een aristocratische calvinist (hoewel hij later rooms werd omdat zijn protestantse schoonfamilie hem failliet probeerde te procederen).
Die schreef zich een ongeluk, over godsdienst, krijgsroem en zijn hopeloze liefde voor ene Anna Losonczy, die wel van hem hield maar de onhebbelijke gewoonte had anderen te huwen.
Hij is nog steeds populair in Hongarije, zijn liederen worden nog ten gehore gebracht en zijn poëzie, op muziek gezet, ook.
Wat voor ons van belang is, is dat hij beroemd werd om de coupletvorm die zijn naam draagt, het Balassi-couplet.
Dit heeft het rijmschema aabccbddb en omdat in het Hongaars de klemtoon op de eerste lettergreep ligt bestaat het automatisch uit trocheeën. Het aantal trocheeën bedraagt 334334334 en is afwisselend vrouwelijk en mannelijk: vvmvvmvvm.
Nou, dat is toch niet al te moeilijk lijkt me; het doet sterk denken aan ‘Simpe sampe sompe, Hannes loopt op klompen’ en waarom ze er zo’n drukte over maken in Hongarije is me niet duidelijk. Maar het is toch al een raar land: ze hebben geen marine, maar wel een standbeeld van een admiraal. En wel een van ons; Michiel de Ruyter (in Debreçen, ga zelf maar kijken als je me niet gelooft). Omdat hij 40 dominees uit handen van de Barbarijse zeerovers gered heeft. En die stonden weer onder bevel van ook al een Nederlandse admiraal; Suliman Reys, (eigenlijk Arie Veenboer uit Hoorn). Dat heeft allemaal niets met versvormen te maken maar omdat het morgen 1 april is en op 1 april 1572 onze vrijheidsstrijd serieus begon wil ik daar toch even bij stilstaan.
Als je van IJsland de boot neemt naar Noord-Europa kan het gebeuren dat uit het niets een mistbank opdoemt, het kompas van slag raakt en, als de mist vervaagt, een eiland opduikt dat nergens vermeld wordt. Wie aan land gaat ontdekt dat hij in Lithanië is,waar merkwaardig genoeg Engels de spreektaal is en een oude literaire traditie leeft met een eigen poëzievorm, de Bogato.
Het dagelijks taalgebruik is doordesemd van deze versvorn; jong en oud leveren commentaar op het weer, werk en elkaars karaktereigenschappen in bogato’s, die onderscheiden worden in vier vormen, genoemd naar het aantal lettergrepen dat er in voorkomt:
Bogato 9: Kinderbogato
Bogato 7: Populaire bogato
Bogato 5: Meesterbogato
Bogato 3: Filosofenbogato
Rijm is niet verplicht maar treedt wel op als aaa, aab of abb; zelden aba.
Bogato 9.
De kinderbogato is de makkelijkste en is natuurlijk deel van de opvoeding.
In de puberteit wordt deze verlaten en overgestapt naar de bogato 7, wat gezien wordt als rituele overgang naar de volwassenheid. In de kinderbogato worden korte lessen over moraal en praktische zaken vervat, zoals het goed achter de oren wassen en het niet bijten van anderen.
Of commentaar hierop van de kinderen zelf.
De twee eerste regels bestaan uit 2 jamben of 2 trocheeën en de laatste uit één lettergreep.
Jamben
x/x/
x/x/
/
Eerst jong dan oud
Eerst vuur dan koud
Fout?
Trocheeën
/x/x
/x/x
/
Hou je mond en
Eet je pap op
Nu!
Bogato 7.
Dit is de vorm die in alledaagse conversatie vervlochten wordt; om de liefde te verklaren, in weerberichten, vervloekingen,technische communicatie, bestellingen bij de bakker enzovoort en wordt als onmisbaar beschouwd. In scholen en kroegen worden regelmatig wedstrijden georganiseerd waar de deelnemers elkaar de loef afsteken in wat wel als de kortste rapcontests ter wereld gezien mag worden.
De eerste en tweede regel bestaan uit één anapest of dactylus en de laatste uit een enkele lettergreep
Lees meer: Een reis rond de wereld in 80 versvormen. Deel 65: Lithiaanse poëzie
De Kelten zullen ondertussen wel verteerd zijn, dus kunnen we verder met onze reis.
Hiervoor steken we over naar Noord Europa, met een korte tussenstop op IJsland om even bij te komen met iets makkelijks.
Bovendien is het altijd leuk woorden te lezen die bestaan uit een heleboel letters achter elkaar die niets met elkaar te maken hebben.
IJsland dus. Daar gaan we:
Fornyrðislag
Dit metrum, met málaháttr, is de meestvoorkomende in de oude Germaanse, Anglo-Saksische en Noors-IJslandse poëzie. Het oorspronkelijk Germaanse metrum volgde niet strikt de lettergrepen - in principe 4 - maar had afwijkende voorschriften die nog steeds gebruikelijk zijn in IJsland, met nogal wat afwijkingen door veranderingen in de uitspraak in de loop der tijd.
De fornyrðislag is bekend vanaf 700 in Engeland: Beowulf is een voorbeeld.
Het wordt ook aangetroffen in Duitse poëzie vanaf de 8e eeuw en in Zweedse runen van de 9e eeuw.
Eerst niet zo strikt, maar in latere poëzie strenger gehandhaafd, werd het voorschrift dat iedere strofe uit acht regels moest bestaan (In Duitse en Engelse poëzie vier).
Een voorbeeld van Völuspá:
Hljóðs bið ek allar |
Stilte vraag ik van u allen, |
helgar kindir |
heilig nageslacht, |
meiri ok minni |
grote of geringe |
mögu Heimdallar |
zonen van Heimdallr. |
Vildu at ek Valföðr |
Wilt u, Valföðr (Odin), dat ik |
vel fyr telja |
helder verhaal |
forn spjöll fira |
aan stervelingen, de oude verhalen, |
þau fremst um man? |
herinneringen aan de oertijd? |
Lees meer: Een reis rond de wereld in 80 versvormen. Deel 64: IJsland
Met al dat gedoe is het alweer een tijd geleden dat de laatste aflevering van onze Reis werd geplaatst en zoals jullie jongens en meisjes nog weten waren we bezig met de Keltische poëzie.
Om dat af te ronden en het gemis van al die maanden goed te maken krijgen jullie een gratis e-book met alle versvormen die de Keltische poëzie kent, uniek in Nederland, nog niet eerder vertoond en het scheelt mij een hoop gezwoeg, want zo heb ik één klap de 80 wel gehaald.
Nou ja, dat zou flauw zijn, dus vooruit, volgende week gaan we gewoon door naar de duizend.
En nou allemaal een draailier en een doedelzak kopen, dan kun je je eigen Keltische volksliedjes maken en ten gehore brengen in het winkelcentrum en daarmee die Oost-Europese muzikanten een poepje laten ruiken.
Hir a Thoddaid
(Sinds 1972 is Àsatrù, de oude Germaanse godsdienst weer officieel als geloof erkend in de Scandinavische landen)
Geen hond die hier de Noorse goden vreest
Maar kijk; ze zijn terug van weggeweest
Ja, Odin gaat weer als een beest tekeer
Ze vieren daar weer zijn verjaardagsfeest
Komt Wodan hier misschien ook weer terug?
En ijlt hij langs de wolken, vliegensvlug
Gezeten op de rijrug van een paard
Met wilde baard, hoog boven Schagensbrug?
En zien we weer het Griekse godendom
Waarvoor gedanst werd door zo’n jonge blom
Met harpen en fluitist en trommelaar?
Kom daar vandaag de dag nog maar eens om!
Het godendom mag best een beetje meer
Zo’n ruim assortiment als van weleer
Al is er eentje dan weer eens niet blij
Die maakt vast weer stampij en gaat tekeer:
Jehova houdt niet van de concurrent
Zijn afkeer van de goden is fervent
Hij heeft maar één natuurtalent: woede
En zit op wraak te broeden op Zijn krent
Wales kent 24 standaard versvormen hebben jullie vorige keer geleerd, waarvan 12 variaties op de awdl, de ode, allemaal buitengewoon gecompliceerd door het voorschrift dat elke regel een vorm van cynghanedd moet bevatten.
Zoals gezegd moest Parrott er in zijn How to be well-versed in poetry niks van hebben, maar Lewis Turco, auteur van The book of forms (een van de belangrijkste bronnen van Versvormen van Drs. P) neemt ze ruimhartig op, maar vermeldt bij de eerste die je tegenkomt in zijn boek wel de Cynghanedd, met de mededeling dat, daar die onmogelijk toepasbaar is in het Engels, om praktische redenen hiervan beter afgezien kan worden door wie zich met deze vormen bezig wil houden en de meeste aandacht beter enkel besteed kan worden aan het rijmschema en de lettergrepigheid.
Dat doen we dan maar met bovenstaand resultaat.
Lees meer: Een reis rond de wereld in 80 versvormen. Deel 28-62: Keltische poëzie (2)
Englyn
Een zwoele dag vandaag, een koele slak lusg
Te vroeg? Niet eens een vraag draws
O, glij terug! Ga; ijl traag! groes
Krijg koelte; hijg. In de haag sain
Dit is een englyn unodle union, althans, dat hoop ik, de voorschriften zijn tegenstrijdig: volgens sommigen moet regel 1 regel 2 zijn of zelfs regel 1 en 2 regel 3 en 4 en is dit een englyn unodle crwca.
In Versvormen zul je vergeefs zoeken naar de englyn en andere vormen van Keltische poëzie, vermoedelijk omdat het gebaseerd is op lettergrepen tellen en niet op metrum.
Over lettergrepen tellen heb ik vorige week al smalende opmerkingen gemaakt en ook E. O. Parrott moet er niks van hebben; die besteedt er dezelfde onwelwillende aandacht aan als Drs. P aan de haiku in Versvormen, in zijn How to be well-versed in poetry in een apart hoofdstukje met de haiku en de cinqain en twee englyns, waaronder niet voor niets deze van V. Ernest Cox:
O Lord, send me thirty syllables please,
In handy lots of ten,
Six, seven and seven – then,
Rhyme lines two, three, four. Amen.
Maar Parrott doet hier de Keltische poëzie niet helemaal recht zoals jullie tot je schrik zult bemerken, want dit wordt een pittige.
Ernest Cox trouwens ook niet, want alle regels moeten in de englynvorm die hij hanteert (zoals je ziet dezelfde als ik) hetzelfde rijm op de zevende lettergreep hebben ( de zesde in regel 2, die een lettergreep minder heeft), ook in regel 1; en de derde lettergreep in regel 2 moet eigenlijk allitereren of assoneren met het laatste woord van regel 1.
In feite is de Keltische poëzie van Ierland en Wales zo godsgruwelijk gecompliceerd en moeilijk dat het ondoenlijk is in het Engels of Nederlands, zodat de vormen die je tegenkomt op Engelstalige sites hieraan gewijd, alleen het regelaantal, het rijmschema en het lettergrepenaantal overnemen.
Lees meer: Een reis rond de wereld in 80 versvormen. Deel 28-62: Keltische poëzie (1)