een haast wanhopig hoen te Vlijmen
wil absoluut op groente rijmen
beklaagt zich uit zijn doen te wezen
kritieken als van toen te vrezen
na speuren, peinzen en zelfs bidden
laat hij het ergens in het midden
Hij dacht dat hij een inktvis zag
Die danste in tutu.
Hij keek wat beter en het bleek
Een groene paraplu.
‘Parbleu!’ riep hij. ‘Ik had zojuist
Alwéér een déjà vu.’
Hij dacht dat hij een theemuts zag
Die rondreed op een tank.
Hij keek wat beter en het bleek
De geest van ome Henk.
‘Pak een sigaar en ga!’ riep hij,
‘Voordat ik me bedenk.’
Hij dacht dat hij een eenhoorn zag
Die vocht met een cycloop.
Hij keek wat beter en het bleek
Een pannenkoek met stroop.
‘Dit had ik al verwacht’, zei hij.
‘Ik lees mijn horoscoop.’
Hij dacht dat hij een deurmat zag
Die zong bij een gitaar.
Hij keek wat beter en het bleek
Wat sneeuw van vorig jaar.
‘Als men zijn voeten veegt’, zei hij,
‘Dan heb ik geen bezwaar.’