Kom maar met je doemgedachten

Met je angst en tobberij

Met je grotemensenklachten

Je verbeten razernij

 

Kom maar met je lange wachten

Op een leven vrij en blij

Met je slapeloze nachten

Kom maar met de hele brij

 

Kom maar met je zware vrachten

Al je tevergeefs geschrei

Met je uitgebluste krachten

En je eenzaamheid bij mij

 

Niet dat ik het kan verzachten

Ik zit net zo diep als jij

Uit: De avond is nog jong (UNIT Academie, Nijmegen)

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

We zijn er nog



De Hunnen stonden weer eens voor de wallen
Wij stelden ons dus als vanouds teweer 
Je zag ze vuil en smerig samenballen 
Ze gingen ruw en onbeschaafd tekeer
We keken op de Hunnenhuigen neer 
Het was een onophoudelijk getier 
Met veel gespot en duidelijk gesneer 
Maar goed - zij waren daar; wij waren hier


De poort was dicht, het valwerk was gevallen
Het wachtwoord (‘Dikke lul’) niet geldig meer
En al die ongewassen duizendtallen
Geleid door een zeer ongelikte beer
Die stonden daar dus op hun veld van eer
Massaal voor aap, het deed ons eerst geen zier
Al zwaaiden ze ook brullend met hun speer
Want ach – zij waren daar; wij waren hier


Toch werd het onplezierig voor ons allen
De voedselvoorraad leed aan wanbeheer
We aten eerst de paarden in de stallen
En deelden toen de laatste rotte peer
De conversatie werd bedrukt gelamenteer
De dorst verlamde onze speekselklier
Geen hulp in zicht, per trein of met het veer
Want tja – zij waren daar; wij waren hier

O lezer! Dat ik weer communiceer
Met in mijn hand het Vrije Versbanier 
Bewijst wel onze moed in deze sfeer 
De Hun trok af naar dáár, wij zijn nog hier!