De Pruisische Staatsanwalt Waldemar Dyrenfurth (+ 1899), tijdgenoot van Alois Mückenspucker, bedacht in zijn studententijd een fictief personage, Bonifatius Kiesewetter, en bezong die in een aantal obscene gedichten in een strakke vorm, die tot op heden veel navolging vindt. Voornaamste karaktertrek van Bonifatius is dat hij geslachtsgemeenschap heeft met alles wat dierlijk, plantaardig, mineraal of chemisch vervaardigd is (al is het dikwijls een barones) en/of daar zijn behoefte in of op doet.

 

De versvorm bestaat uit een openhartige beschrijving van zijn daden in drie zinnen, elk verdeeld in twee regels van acht trocheeën in mannelijk gepaard rijm, gevolgd door twee regels van vier trocheeën, met het opschrift in vet: Moral of Moral und christliche Nutzanwendung.

Voorbeeld:

Bonifatius Kiesewetter war ein Schweinehund seit je,
und so schiss er der Baronin heimlich in das Portemonnaie.
Hin zu einem Bücherladen lenkt sie ihren Schritt indes,
kaufte, da sie hochgebildet, etwas sehr Ästhetisches.
Als die Dame zahlen wollte, und sie zahlte stets in bar,
griff sie in die blanke Scheiße, was ihr äußerst peinlich war.

Moral und christliche Nutzanwendung:
Ungern nimmt der Handelsmann
statt baren Geldes Scheiße an.

Veel van deze Moralrijmen zijn inmiddels een eigen leven gaan leiden als gevleugeld woord. Een paar onbekommerde voorbeelden: 
  • Scheiße auf der Friedhofsmauer ist ein Zeichen echter Trauer.
  • Scheiße auf der Kitschturmspitze blättert ab bei großer Hitze.
  • Scheiße in der Manteltaschen hält die Kinder ab vom naschen.
  • Scheiße in der Lampenschale gibt gedämpftes Licht im Saale.
  • Scheiße im Gewehr verschossen gibt dem Feinde Sommersprossen.
  • Scheiße an der Sackbehaarung zeigt von einer Männerpaarung.

En nu wil je er natuurlijk zelf mee aan de slag.  Mooi. Hier hebben we alvast een fijn linkje voor je en hieronder misschien een inspirerend filmpje.

 

 

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

de passanten



we kuierden vanochtend op het zandpad

en volgden de rustgevende rivier

die stroomt langs het vakantiepark alhier

we groetten een mevrouw die aan de kant zat

 

onthaastende gezinnen uit de Randstad

verpoosden achter haagjes van laurier

een stelletje dronk thee op een plankier  

een plekje dat vrij uitzicht op het land had

 

in bungalows werd slaperig ontbeten

een heerschap zat in badjas op een kruk

qua schouwspel hadden gasten niets te klagen

 

wij werden als passanten snel vergeten

maar koesterden ons stiekeme geluk:

wij woonden in dit uitzicht, alle dagen