Het pantoum is een uit Frankrijk afkomstige versvorm, gebaseerd op het Maleisische pantun (zie aldaar) die is opgebouwd uit een onbepaald aantal kwatrijnen. Regel 2 en 4, worden overgenomen in het volgende kwatrijn als regel 1 en 3. Zo gaat het door, tot de laatste strofe. Daar komen regel 1 en 3 uit het eerste kwatrijn terug als regel 4 en 2.


Rijmschema

A1 B1 A2 B2 B1 C1 B2 C2 ... X1 A2 X2 A1


Overige informatie

Het is vrij ingewikkeld om een pantoum te maken, zeker om een verhalend pantoum te maken. Kies een treffende eerste/laatste zin en werk het gedicht vervolgens uit.

Stel uzelf een beloning in het vooruitzicht voor de voltooing van het pantoum: een glas wijn (of beter nog een fles/doos)


Meer informatie

Zie 'Versvormen, leesbaar handboek', Drs. P, Uitgeverij de Stiel, Nijmegen 2000


Voorbeeld

Mexico

'Nu zit ik bij de Mexicaanse grens'
Ik schreeuwde het die dag van alle daken
Een huis in Mexico dat was mijn wens
Ik dacht dat niemand me nog iets kon maken

Ik schreeuwde het die dag van alle daken:
'Het was een zéér geslaagde overval'
Ik dacht dat niemand me nog iets kon maken
Toen slipte ik, er klonk een doffe knal

Het was een zeer geslaagde overval
De Texas State Police bleek stukken trager!
Toen slipte ik, er klonk een doffe knal
Viel ik in handen van een premiejager?

De Texas State Police bleek stukken trager!
Toen ik mijn pick-up in een cactus reed
Viel ik in handen van een premiejager
Ik bood hem geld. Maar niks, hij lachte wreed

Toen ik mijn pick-up in een cactus reed...
Ik sprak de rechter van mijn groot verlangen
Ik bood hem geld. Maar niks, hij lachte wreed
Ik kromp ineen en zag mezelf al hangen

Ik sprak de rechter van mijn groot verlangen
Een huis in Mexico, dat was mijn wens
Ik kromp ineen en zag mezelf al hangen
Nu zit ik... bij de Mexicaanse grens

(Quirien van Haelen, uit Testosteron 2005)

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Schoonheid (Baudelaire)



De schoonheid

Ik ben mooi, en voor mensen een droom van albast,
en mijn borst, waaraan ieder zich steeds weer bezeert,
is gemaakt met als doel dat hij dichters sommeert
tot een liefde die zwijgend is, tijdloos en vast.

Waar ik troon als een sfinx in het hoge azuur
is mijn hart als van sneeuw, ben ik wit als een zwaan.
Ik verfoei het dat lijnen teloor kunnen gaan,
dus ik lach noch ik huil, en ben nooit overstuur.

Aan de voet van mijn rijzige marmerstatuur,
die immuun is voor zonlicht, voor striemende wind,
tuurt mijn meute van minnaars omhoog, uur na uur,

naar de glans van mijn ogen, het spiegelend paar,
waar ze zoekt, in een roes die hen allen verbindt,
naar een glimp van wat schoon is, onzegbaar en klaar.



xxxxx

La beauté

Je suis belle, ô mortels! comme un rêve de pierre,
Et mon sein, où chacun s'est meurtri tour à tour,
Est fait pour inspirer au poète un amour
Eternel et muet ainsi que la matière.

Je trône dans l'azur comme un sphinx incompris;
J'unis un coeur de neige à la blancheur des cygnes;
Je hais le mouvement qui déplace les lignes,
Et jamais je ne pleure et jamais je ne ris.

Les poètes, devant mes grandes attitudes,
Que j'ai l'air d'emprunter aux plus fiers monuments,
Consumeront leurs jours en d'austères études;

Car j'ai, pour fasciner ces dociles amants,
De purs miroirs qui font toutes choses plus belles:
Mes yeux, mes larges yeux aux clartés éternelles!