duizend pluimen wuiven, duizend pluimen in de wind
ze wuiven naar de ruggen op de brug
duizend pluimen wuiven, maar niemand die het ziet
geen mens draait om of wuift een keer terug
duizend pluimen buigen in de winterkoude wind
ze huiveren en buigen naar de grond
maar niemand hoort gefluister wat de grond er nu van vindt
omdat de grond tot nu toe nergens iets van vond
duizend pluimen ruisen voor de bruidegom en bruid
voor de uiver en de buizerd in de lucht
maar dan: welk wezen luistert naar dat suizende geluid?
ze ruisen zacht met af en toe een zucht
pluimen, het is duidelijk, u hebt het al verbruid
bij de luiaard en de ruige karekiet
oh pluimen lief, die enkel op verguizing bent gestuit
alleen voor u zing ik mijn droevig lied
(uit)