Pixabay
Een dwarse zwaan in Langereis
stelt voor haar broedsel deze eis:
geen schoonmaak met speciale gel,
maar enkel sop van Ariel,
waarmee haar hulp, een grauwe gans,
zich suf poetst voor wat eierglans.
Ik zie een man die lampen kopt
Daar meijert iemand knip
Wie met haar vacht de leeuwen fopt
Verdient een dikke stip
Ik zie een man, hij bergt een blom
Een ander wijnt de koel
Ferricht een elf, kom daar eens om
En elk heeft zo een doel
Ik zie een man die meijert woort
Tsja, met een T, ’t is ongehoord.